neerlandés » alemán

Traducciones de „Strähnen“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

stran·den: verbo
straf·fen: verbo
stra·mien: sustantivo
strak·jes: adverbio
strand·tent: sustantivo
straat·weg: sustantivo
straf·werk: sustantivo
strap·less: adjetivo y adverbio
straf·punt: sustantivo
stra·ling: sustantivo
straat·je: sustantivo
straat·deur: sustantivo
straat·dief: sustantivo
straat·hond: sustantivo
straat·kant: sustantivo
straf·recht: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: stramien , straffen , stranden , strakjes , strandtent , strafpunt , strapless , strafwerk , straatweg , strafrecht , straatkant , straathond , straatdief , straatdeur , straatje y/e straling

stran·den <strandde, i. gestrand> [strɑndə(n)] V. intr.

1. stranden (aanspoelen):

angespült werden

de gestrande goederen

2. stranden (mislukken):

stranden form.

een gestrand huwelijk

eine gescheiterte Ehe

stranden op

scheitern an +dat.

3. stranden (de reis niet kunnen voortzetten):

4. stranden (schip):

auf Strand laufen

straf·fen <strafte, h. gestraft> [strɑfə(n)] V. trans.

met een boete straffen

mit einer Geldbuße bestrafen

iem voor elke kleinigheid straffen

jdn wegen jeder Kleinigkeit strafen

stra·mien [stramin] SUST. nt geen pl.

1. stramien (patroon):

stramien fig.

Muster nt

stramien pey.

stramien ook pey.

Schema nt

volgens een vast stramien

nach einem festen Schema

volgens een vast stramien pey.

2. stramien (weefsel):

Stramin m

Gitterleinen nt

strak·jes [strɑkjəs] ADV.

1. strakjes (binnenkort):

2. strakjes (zo-even):

3. strakjes (tamelijk strak):

strand·tent <strandtent|en> [strɑntɛnt] SUST. f

straat·weg <straatweg|en> [stratwɛx] SUST. m

Straße f

straatweg (geplaveid)

Pflasterstraße f

straf·werk [strɑfwɛrk] SUST. nt geen pl.

strap·less [strɛpləs] ADJ.

straf·punt <strafpunt|en> [strɑfpʏnt] SUST. nt

stra·ling <straling|en> [stralɪŋ] SUST. f

straat·je <straatje|s> [stracə] SUST. nt

1. straatje (kleine straat):

Gasse f

een straatje omlopen

einen (kleinen) Spaziergang machen

2. straatje:

straatje (plaveisel naar een deur)

Weg m

straatje (door tuin)

zijn eigen straatje schoonvegen fig.

sich rein waschen

in iems straatje praten fig.

jdm nach dem Mund reden

dat was precies in zijn straatje fig.

≈ das war für ihn ein gefundenes Fressen

straat·deur <straatdeur|en> [stradør] SUST. f

straat·dief <straat|dieven> [stradif] SUST. m

Straßenräuber m

straat·hond <straathond|en> [strathɔnt] SUST. m

1. straathond (zwerfhond):

Straßenköter m

2. straathond (niet-rashond):

Promenadenmischung f hum.

straat·kant [stratkɑnt] SUST. m geen pl.

Straßenseite f

aan de straatkant wonen

an der Straßenseite wohnen

aan de straatkant wonen

zur Straße hin wohnen

straf·recht [strɑfrɛxt] SUST. nt geen pl.

het wetboek van strafrecht

das Strafgesetzbuch

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski