neerlandés » alemán

Traducciones de „Schneeflocken“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

scheef·trek·ken: verbo
schnor·kel: sustantivo
schen·ken: verbo
schok·ken: verbo
schon·ken: verbo
schrok·ken: verbo
schar·la·ken: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: scheeftrekken , scharlaken , schrokken , schonken , schokken , schenken y/e schnorkel

scheef·trek·ken¹ <trok scheef, i. scheefgetrokken> [sxeftrɛkə(n)] V. intr. (kromtrekken)

scheeftrekken

sich (ver)ziehen

schnor·kel <schnorkel|s> [ʃnɔrkəl] SUST. m

schen·ken <schonk, h. geschonken> [sxɛŋkə(n)] V. trans.

1. schenken (uitgieten):

schenken in +acus.

melk in bekers schenken

Milch in Becher schenken [o. gießen]

2. schenken (slijten):

hier wordt geen alcohol geschonken

hier werden keine alkoholischen Getränke ausgeschenkt [o. verkauft]

3. schenken (serveren):

4. schenken:

schenken (cadeau geven)

schenken (cadeau geven)

schenken (bij het kerstfeest)

schenken (bijv. grote bedragen)

geld schenken

iem kinderen schenken

jdm Kinder schenken [o. gebären]

5. schenken (verlenen):

iem geloof schenken

jdm Glauben schenken

6. schenken (van een verplichting ontslaan):

de details schenk ik u

die Einzelheiten schenke ich Ihnen

schok·ken¹ <schokte, h. geschokt> [sxɔkə(n)] V. trans.

1. schokken:

schokken (verbijsteren)

schokken (verbijsteren)

schocken coloq.

schokken (choqueren)

zijn dood schokte de wereld

sein Tod erschütterte die Welt

2. schokken (aan schokken blootstellen):

3. schokken:

schokken (nadelig werken op)

schokken (sterker)

iems geloof schokken

jds Glauben erschüttern

schon·ken V.

schonken 3. pers. pl. imperf. van schenken

Véase también: schenken

schen·ken <schonk, h. geschonken> [sxɛŋkə(n)] V. trans.

1. schenken (uitgieten):

schenken in +acus.

melk in bekers schenken

Milch in Becher schenken [o. gießen]

2. schenken (slijten):

hier wordt geen alcohol geschonken

hier werden keine alkoholischen Getränke ausgeschenkt [o. verkauft]

3. schenken (serveren):

4. schenken:

schenken (cadeau geven)

schenken (cadeau geven)

schenken (bij het kerstfeest)

schenken (bijv. grote bedragen)

geld schenken

iem kinderen schenken

jdm Kinder schenken [o. gebären]

5. schenken (verlenen):

iem geloof schenken

jdm Glauben schenken

6. schenken (van een verplichting ontslaan):

de details schenk ik u

die Einzelheiten schenke ich Ihnen

schrok·ken¹ <schrokte, h. geschrokt> [sxrɔkə(n)] V. trans.

het eten naar binnen schrokken

das Essen hinunterschlingen

het eten naar binnen schrokken

das Essen (in sich acus. ) hineinschlingen

schar·la·ken¹ [sxɑrlakə(n)] SUST. nt geen pl.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski