neerlandés » alemán

Traducciones de „Göttern“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

go·ten: verbo
ot·ter: sustantivo
kot·ter: sustantivo
bot·ten: verbo
mot·ten: verbo
pot·ten: verbo
rot·ten: verbo
go·tiek: sustantivo
stern: sustantivo
ex·tern: adjetivo y adverbio
in·tern: adjetivo y adverbio
wes·tern: sustantivo
gok·ster: sustantivo
spot·ter: sustantivo
vlot·ter: sustantivo
mo·dern: adjetivo y adverbio
con·cern: sustantivo
gok·ker: sustantivo
gol·fer: sustantivo
gok·tent: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: rotten , potten , motten , botten , kotter , otter , goten , etter , vlotten , sjotten , spotten , goeierd , goktent , golfer , gokker , concern , modern , vlotter , spotter , gokster , western , intern , extern , stern y/e gotiek

go·ten V.

goten 3. pers. pl. imperf. van gieten¹, gieten²

Véase también: gieten , gieten

gie·ten² <goot, h. gegoten> [ɣitə(n)] V. v. impers. ww (stortregenen)

het regent dat het giet

es gießt in Strömen coloq.

gie·ten¹ <goot, h. gegoten> [ɣitə(n)] V. trans.

1. gieten (vocht laten stromen, schenken):

gießen coloq.

schütten coloq.

iets in zijn kraag gieten

sich dat. einen hinter die Binde gießen coloq.

een emmer leeg gieten

einen Eimer ausschütten

een gietende regen

2. gieten (in een vorm laten stromen):

die kleren zitten als gegoten

die Kleider sitzen wie angegossen

iets in brons gieten

etw in Bronze gießen

ijzer/lood gieten

Eisen/Blei gießen

3. gieten (besproeien):

de planten gieten

die Pflanzen gießen

ot·ter <otter|s> [ɔtər] SUST. m

Otter m

zweten als een otter

schwitzen wie ein Affe

kot·ter <kotter|s> [kɔtər] SUST. m

Kutter m

bot·ten <botte, i. gebot> [bɔtə(n)] V. intr.

Knospen treiben

mot·ten [mɔtə(n)] V. alleen inf.

motten (willen)

wat mot je van me?

was willst du von mir?

pot·ten <potte, h. gepot> [pɔtə(n)] V. trans.

1. potten (opsparen):

euro's potten

2. potten (in potten doen):

stekken potten

Ableger eintopfen

rot·ten <rotte, i. gerot> [rɔtə(n)] V. intr.

rotten (van loof, hout ook)

rotten (van loof, hout ook)

het rottend hout

das modrige Holz

go·tiek¹ [ɣotik] SUST. f geen pl.

Gotik f

de hoge gotiek

de late gotiek

de vroege gotiek

stern <stern|s, stern|en> [stɛrn] SUST. f

ex·tern [ɛkstɛrn] ADJ.

1. extern (uitwonend):

externe leerlingen

externe Schüler pl.

externe leerlingen

Externe pl.

2. extern (buiten iets liggend):

externe oorzaken

externe Ursachen pl.

3. extern (het uitwendige, de vorm betreffend):

äußere(r, s)

externe kritiek

formale Kritik f

4. extern (naar buiten voerend):

äußere(r, s)

externe secretie

äußere Sekretion

in·tern [ɪntɛrn] ADJ.

1. intern (inwonend):

2. intern (een staat, organisatie):

innere(r, s)

interne aangelegenheden

innere Angelegenheiten pl.

een intern telefoongesprek

ein internes Telefongespräch

3. intern (het lichaam):

innere(r, s)

interne geneeskunde

wes·tern <western|s> [wɛstərn] SUST. m

Western m

gok·ster SUST. f

gokster forma femenina de gokker

Véase también: gokker

gok·ker <gokker|s> [ɣɔkər] SUST. m

Glücksspieler m

spot·ter <spotter|s> [spɔtər] SUST. m

1. spotter (grapjas):

2. spotter (observeerder):

Spotter m

vlot·ter <vlotter|s> [vlɔtər] SUST. m

vlotter (aan visnetten)

mo·dern <moderne, moderner, modernst> [modɛrn] ADJ.

de moderne geschiedenis

die moderne Geschichte

de moderne talen

die neueren Sprachen pl.

onderwijs in de moderne vreemde talen

neusprachliche(r) Unterricht m

con·cern <concern|s> [kɔnsʏːrn] SUST. nt

Konzern m

gok·ker <gokker|s> [ɣɔkər] SUST. m

Glücksspieler m

gol·fer <golfer|s> [ɡɔlfər] SUST. m

Golfer m

gok·tent <goktent|en> [ɣɔktɛnt] SUST. f

Spielhölle f coloq.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski