Traducciones de „verklaarder“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ver·ˈklä·ren² [fɛɐ̯ˈklɛːrən] V. v. refl.

1. verklären:

verklären

van geluk [o. vreugde] stralen

2. verklären:

verklären

mooier [o. gelukkiger] worden

ver·ˈkla·gen [fɛɐ̯ˈklaːgn̩] V. trans.

verklagen

aanklagen

verklagen

een aanklacht indienen tegen

jdn auf Schadensersatz verklagen

een eis tot schadevergoeding tegen iem instellen [o. indienen]

ver·ˈklap·pen V. trans.

1. verklappen NÁUT.:

verklappen espec.

lossen [o. storten] uit een klepbak [o. onderlosser]

2. verklappen NÁUT. espec. (auf dem Meer):

verklappen

dumpen [o. storten] van afval

ver·ˈklei·den [fɛɐ̯ˈkl͜aidn̩] V. trans.

1. verkleiden (kostümieren):

verkleiden

verkleden

verkleiden

vermommen

2. verkleiden CONSTR. (überdecken):

verkleiden

bekleden

verkleiden

bedekken

verkleiden

beschieten

3. verkleiden fig. (ausschlagen):

verkleiden

verhullen

verkleiden

omschrijven

ver·ˈklärt [fɛɐ̯klɛːɐ̯t] ADJ.

verklärt

verheerlijkt

verklärt

stralend

verklärt

gelukzalig

ver·ˈkle·ben¹ [fɛɐ̯ˈkleːbn̩] V. intr. (festkleben)

verkleben

vastplakken

verkleben

vast blijven kleven

verklebte Hände

kleverige [o. plakkerige] [o. pikkerige] handen

ver·ˈklem·men [fɛɐ̯ˈklɛmən] V. v. refl.

verklemmen

gaan klemmen

verklemmen

vast blijven zitten

ver·ˈklin·gen [fɛɐ̯ˈklɪŋən] V. intr. irreg.

1. verklingen (langsam aufhören):

verklingen

verklinken

verklingen

wegsterven

verklingen

wegebben

2. verklingen fig. (nachlassen, langsam enden, vorbeigehen):

verklingen

voorbijgaan

ver·ˈklei·nern¹ [fɛɐ̯ˈkl͜ainɐn] V. trans.

1. verkleinern:

verkleinern FOTO, INFORM.

verkleinen

verkleinern FOTO, INFORM.

kleiner maken

2. verkleinern (bagatellisieren):

verkleinern

kleineren

ver·ˈkal·ken [fɛɐ̯ˈkalkn̩] V. intr.

1. verkalken (Kalk einlagern):

verkalken

verkalken

verkalken

kalk(achtig) worden

2. verkalken coloq. fig. (senil werden):

verkalken

aftakelen

3. verkalken MED.:

verkalken

door kalkafzetting onbruikbaar worden

ver·ˈka·tert [fɛɐ̯ˈkaːtɐt] ADJ. coloq.

verkatert

katterig

verkatert

met een kater

ver·ˈkau·fen¹ [fɛɐ̯ˈk͜aufn̩] V. trans.

verkaufen

verkopen ook fig.

verkaufen

van de hand doen

jdn für dumm verkaufen coloq.

denken dat iem een sukkel is

sich verraten und verkauft fühlen

zich volledig in de steek gelaten voelen

ver·ˈkeh·ren² [fɛɐ̯ˈkeːrən] V. trans. (Umgang pflegen)

verkehren

verkeren