alemán » neerlandés

Traducciones de „stopt“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

Mostrar un resumen de todos los resultados

Stopp: sustantivo
stolz: adjetivo y adverbio
stößt: verbo
ˈstop·pen: verbo transitivo
ˈstop·fen: verbo intransitivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: stößt , stolz , Stopp , stopfen y/e stoppen

Stopp² <Stopps, Stopps> [ʃtɔp, stɔp] SUST. m DEP.

stop

stolz [ʃtɔl͜ts ] ADJ.

1. stolz:

trots

fier

stolz pey. a.

stolz auf etw sein

trots [o. groots] op iets zijn

stolz auf etw sein

prat gaan op iets

eine stolze Bilanz

een balans [o. resultaat] om trots op te zijn

2. stolz:

3. stolz coloq.:

fiks

stolze Preise

stößt V.

stößt 3. pers sing. präs von stoßen¹, stoßen², stoßen³

Véase también: stoßen , stoßen , stoßen

ˈsto·ßen³ <stößt, stieß, gestoßen> [ˈʃtoːsn̩] V. v. refl. (sich stoßen)

zich stoten ook fig.

sich an etwe stoßen fig.

zich aan iets stoten

ˈsto·ßen² <stößt, stieß, gestoßen> [ˈʃtoːsn̩] V. trans.

1. stoßen (aufmerksam machen):

duwen

jdn auf etw stoßen fig.

iem met zijn neus op iets duwen

jdn von sich stoßen

iem van zich afstoten

jdn von sich stoßen

jdn von sich stoßen elev. fig.

2. stoßen (kleinstampfen):

etw zu Pulver stoßen

iets tot poeder fijnstampen

3. stoßen (Ball):

4. stoßen coloq. (konfrontieren):

aan het verstand brengen

onder zijn neus wrijven

jdm Bescheid stoßen

iem flink [o. behoorlijk] de waarheid zeggen

ˈsto·ßen¹ <stößt, stieß, gestoßen> [ˈʃtoːsn̩] V. intr.

1. stoßen a. CAZA:

2. stoßen (holpern):

3. stoßen (treffen):

auf Bekannte stoßen

kennissen tegen het lijf lopen

4. stoßen (schießen):

mit den Füßen nach jdm stoßen

(naar) iem trappen [o. schoppen]

5. stoßen (sich anschließen):

zich aansluiten

zu einer Organisation stoßen

zich bij een organisatie aansluiten

6. stoßen (führen):

direct leiden [o. gaan]

die Straße stößt auf den Bahnhof

de straat komt op het station uit

7. stoßen (grenzen):

palen

sein Zimmer stößt an das meinige

zijn kamer ligt naast de mijne

8. stoßen veraltet:

in die Trompete stoßen

op de trompet blazen

in die Trompete stoßen

de trompet steken

ˈstop·pen² [ˈʃtɔpn̩] V. trans.

1. stoppen (abhalten):

(laten [o. doen] ) stoppen

2. stoppen (anhalten):

3. stoppen (Zeit nehmen):

timen

ˈstop·fen¹ [ˈʃtɔ͜pfn̩] V. intr.

1. stopfen (die Verdauung hemmen):

tot constipatie leiden

2. stopfen (sättigen):

verzadigd maken

3. stopfen coloq. (hineinzwängen):

zitten proppen [o. schrokken]

Consultar el diccionario

alemán

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski