Traducciones de „verölen“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ver·ven <verfde, h. geverfd> [vɛrvə(n)] V. trans.

1. verven (schilderen):

verven

(an)streichen

verven

malen coloq.

een huis verven

ein Haus (an)streichen

2. verven (met kleurstof bewerken):

verven

färben

zijn haar verven

sich dat. die Haare färben

ve·ren¹ [verə(n)] ADJ. atrbv.

veren

Feder-

een veren kussen

ein Federkissen

ver·gen <vergde, h. gevergd> [vɛrɣə(n)] V. trans.

vergen

fordern

vergen

verlangen

een enorme inspanning vergen

eine große Anstrengung erfordern

veel tijd vergen

viel Zeit in Anspruch nehmen

te veel van zijn krachten vergen

sich dat. zu viel zumuten

ve·len <veelde, h. geveeld> [velə(n)] V. trans.

1. velen:

velen (verdragen)

ertragen

velen (verdragen)

vertragen

velen (met ontkenning)

ausstehen

geen drukte kunnen velen

keinen Lärm ertragen können

2. velen (bestand zijn tegen):

velen

vertragen

3. velen (toelaten):

velen

dulden

velen

ertragen

hij kan niet velen, dat een ander meer bezit

er kann nicht ertragen, dass ein anderer mehr besitzt

4. velen (houden van):

velen

mögen

iem niet kunnen velen

jdn nicht leiden können

ver·eren <vereerde, h. vereerd> [vərerə(n)] V. trans.

1. vereren (aanbidden):

vereren

verehren

2. vereren (de eer aandoen van):

vereren

beehren

iem met een bezoek vereren

jdn mit einem Besuch beehren

zeer vereerd

ich fühle mich sehr geehrt

ver·enen <vereende, h. vereend> [vərenə(n)] V. trans.

verenen

vereinen

met vereende krachten

mit vereinten Kräften

ver·doen <verdeed, h. verdaan> [vərdun] V. trans.

verdoen

vertun

ik zit hier mijn tijd te verdoen

ich vertue hier meine Zeit

vei·len <veilde, h. geveild> [vɛilə(n)] V. trans.

veilen

versteigern

antiek veilen

Antiquitäten versteigern

vel·len <velde, h. geveld> [vɛlə(n)] V. trans.

1. vellen (omhakken):

vellen

fällen

2. vellen (neerslaan):

vellen

fällen

door griep geveld

an Grippe erkrankt

3. vellen (doden):

vellen

töten

vellen

umbringen

4. vellen (uitspreken):

vellen

fällen

een oordeel over iem vellen fig.

ein Urteil über jdn fällen

veu·len <veulen|s> [vølə(n)] SUST. nt

1. veulen (jong van een hoefdier):

veulen

Fohlen nt

2. veulen (dartel kind):

veulen

Wildfang m

ver·let [vərlɛt] SUST. nt geen pl.

1. verlet (beletsel):

verlet

Ausfall m

2. verlet (tijdverlies):

verlet

Ausfall m

verlet

Zeitverlust m

3. verlet (uitstel):

verlet

Aufschub m

de zaak lijdt geen langer verlet

die Sache duldet keinen Aufschub