Traducciones de „späherei“ en el diccionario neerlandés » alemán

spa·ren <spaarde, h. gespaard> [sparə(n)] V. trans.

1. sparen (bewaren):

sparen

sparen

zij heeft honderd euro gespaard

sie hat hundert Euro gespart

sparen voor de oude dag

für sein [o. das] Alter sparen

2. sparen:

sparen (zuinig zijn met)

schonen

sparen (ontzien)

verschonen

zijn krachten sparen

seine Kräfte schonen

de kritiek werd haar niet gespaard

die Kritik wurde ihr nicht erspart

3. sparen (be-, uitsparen):

sparen

sparen

kosten noch moeite sparen om …

weder Kosten noch Mühe scheuen, um …

spaar uw moeite

sparen Sie sich dat. die Mühe

iets uit zijn mond sparen

sich dat. etw vom Mund absparen

4. sparen (verzamelen):

sparen

sammeln

postzegels sparen

Briefmarken sammeln

5. sparen (niet doden):

sparen

(ver)schonen

de dood spaart niemand

der Tod verschont niemanden

naai·ge·rei [najɣərɛi] SUST. nt geen pl.

naaigerei

Nähzeug nt

eet·ge·rei [etxərɛi] SUST. nt geen pl.

eetgerei (bestek)

Essbesteck nt

eetgerei (vaatwerk)

Essgeschirr nt

spat·scherm SUST. nt

spatscherm → spatbord

Véase también: spatbord

spat·bord <spatbord|en> [spɑdbɔrt] SUST. nt

spatbord (van auto e.d.)

Kotflügel m

spatbord (van tweewielige voertuigen)

Schutzblech nt

spa·de <spade|n, spade|s> [spadə] SUST. f

spade

Spaten m

de eerste spade in de grond steken

den ersten Spatenstich tun

span·ne SUST. f

spanne → span²

Véase también: span , span

span² <span|nen> [spɑn] SUST. f

1. span (afstand tussen duim en pink):

span

Spanne f

2. span (tijdruimte):

span

Spanne f

span

Zeitspanne f

span¹ <span|nen> [spɑn] SUST. nt (koppel, paar)

span

Gespann nt

een aardig span(netje)

ein hübsches Gespann

een mooi span paarden

ein schönes Pferdegespann

spa·tel <spatel|s> [spatəl] SUST. f

1. spatel (spaan):

spatel

Spachtel m

spatel

Spatel m

2. spatel (strijkmes):

spatel

Spatel m

spa·lier <spalier|en> [spalir] SUST. nt

spalier

Spalier nt

spal·ken¹ <spalkte, h. gespalkt> [spɑlkə(n)] V. trans.

1. spalken med.:

spalken

(ein)schienen

een gebroken been spalken

ein gebrochenes Bein schienen

2. spalken (openhouden):

spalken

aufsperren

spam·men <spamde, h. gespamd> [spɛmə(n)] V. intr.

spammen

spammen