neerlandés » alemán

schep·per <schepper|s> [sxɛpər] SUST. m

schip·per <schipper|s> [sxɪpər] SUST. m

1. schipper (gezagvoerder):

2. schipper (bestuurder van een binnenvaartuig):

schip·pe·ren1 <schipperde, h. geschipperd> [sxɪpərə(n)] V. intr. (naar omstandigheden handelen)

knap·perd <knapperd|s> [knɑpərt] SUST. m (intelligent iem)

helle(r) [o. kluge(r)] Kopf m

kid·nap·pen [kɪtnɛpə(n)]

kidnappen [[o. kɪtnɑpə(n)]] kidnapte, h. gekidnapt V. trans.:

op·knap·pen2 <knapte zich op, h. zich opgeknapt> [ɔpknɑpə(n)] V. wk ww

opknappen zich opknappen (zich opfrissen):

af·knap·pen <knapte af, i. afgeknapt> [ɑfknɑpə(n)] V. intr.

schap·pe·lijk <schappelijke, schappelijker, schappelijkst> [sxɑpələk] ADJ.

schnit·zel <schnitzel|s> [ʃnitsəl] SUST. m

schnor·kel <schnorkel|s> [ʃnɔrkəl] SUST. m

den·ap·pel SUST. m

denappel → dennenappel

Véase también: dennenappel

den·nen·ap·pel <dennenappel|s> [dɛnə(n)ɑpəl] SUST. m

ont·snap·pen <ontsnapte, i. ontsnapt> [ɔntsnɑpə(n)] V. intr.

3. ontsnappen (niet opmerken):

entgehen +dat.

wap·pe·ren <wapperde, h. gewapperd> [wɑpərə(n)] V. intr.

bood·schap·per <boodschapper|s> [botsxɑpər] SUST. m

in·stap·per <instapper|s> [ɪnstɑpər] SUST. m

klap·pe·ren <klapperde, h. geklapperd> [klɑpərə(n)] V. intr.

2. klapperen (beweging: zeilen, vlag):

met zijn oren klapperen fig. coloq.

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski