neerlandés » alemán

cais·siè·re <caissière|s> [kɑʃɛːrə] SUST. f

gra·ve·ren <graveerde, h. gegraveerd> [ɣraverə(n)] V. trans.

op·sie·ren <sierde op, h. opgesierd> [ɔpsirə(n)] V. trans.

1. opsieren (verfraaien):

2. opsieren (te mooi voorstellen):

ont·sie·ren <ontsierde, h. ontsierd> [ɔntsirə(n)] V. trans.

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] V. trans.

1. versieren (opschikken, verfraaien):

3. versieren (voor elkaar krijgen):

hinkriegen coloq.

4. versieren coloq. (verleiden):

pa·pie·ren [papirə(n)] ADJ.

1. papieren (van papier):

Papier-
papier-

tui·nie·ren <tuinierde, h. getuinierd> [tœynirə(n)] V. intr.

1. tuinieren (als beroep):

uit·gie·ren <gierde uit, h. uitgegierd> [œytxirə(n)] V. trans. (met ‘het’)

dis·cus·sië·ren <discussieerde, h. gediscussieerd> [dɪskʏʃerə(n)] V. intr.

dren·te·nie·ren <drentenierde, h. gedrentenierd> V. intr.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski