neerlandés » alemán

Traducciones de „geölter“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

ge·or·ven: verbo
fil·ter: sustantivo
hal·ter: sustantivo
psal·ter: sustantivo
shel·ter: sustantivo
skel·ter: sustantivo
ge·hal·te: sustantivo
hol·te: sustantivo
bol·ster: sustantivo
hol·ster: sustantivo
ge·ver: sustantivo
gei·ser: sustantivo
gem·ber: sustantivo
ge·tier: sustantivo
ge·weer: sustantivo
ge·lui·er: sustantivo
ge·mei·er: sustantivo
ge·ne·ver: sustantivo
smol·ten: verbo
en·ter: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: etter , boter , beter , enter , smolten , genever , gemeier , geluier , geweer , getier , gember , geiser , gever , holster , bolster , holte , gehalte , skelter , shelter , psalter , halter , filter y/e georven

ge·or·ven V. coloq.

georven → erven²

Véase también: erven , erven

er·ven² <erfde, h. geërfd> [ɛrvə(n)] V. trans.

erben

iets (van iem) erven

etw (von jdm) erben

erven van een rijke tante

eine reiche Tante beerben

er·ven¹ [ɛrvə(n)] SUST. pl.

Erben pl.

fil·ter <filter|s> [fɪltər] SUST. nt of m

Filter m

ik rook alleen maar filter

ich rauche nur Filterzigaretten

hal·ter <halter|s> [hɑltər] SUST. m

Hantel f

psal·ter <psalter|s> [psɑltər] SUST. nt

1. psalter (harp):

Psalter m

2. psalter (boek met vertaalde psalmen):

Psalter m

3. psalter (het Boek der Psalmen):

Psalter m

Buch nt der Psalmen

shel·ter <shelter|s> [ʃɛltər] SUST. m

≈ einfache(s) Zweimannzelt nt

skel·ter <skelter|s> [skɛltər] SUST. m

1. skelter (motorwagentje):

Gokart m

2. skelter (trapauto):

Gokart m

Kettcar ® m

ge·hal·te <gehalte|n, gehalte|s> [ɣəhɑltə] SUST. nt

1. gehalte:

gehalte (innerlijke waarde: van zaken)

Gehalt m

gehalte (innerlijke waarde: van personen)

Format nt

gehalte (innerlijke waarde: van personen)

Kaliber nt coloq.

een onderzoek van laag/hoog gehalte

eine minderwertige/hochwertige Studie

iem van gehalte

2. gehalte (betrekkelijke hoeveelheid):

Gehalt m

het gehalte aan zuurstof in de lucht bepalen

den Sauerstoffgehalt der Luft bestimmen

hol·te <holte|n, holte|s> [hɔltə] SUST. f

1. holte (lege ruimte):

2. holte (uitholling, kom) ook med.:

Höhle f

de holte van de hand

de holte onder de arm

die Achselhöhle

3. holte (diepte):

bol·ster <bolster|s> [bɔlstər] SUST. m

1. bolster (noten, kastanjes):

Schale f

ruwe bolster, blanke pit provb.

raue Schale, weicher Kern

2. bolster:

bolster (graan)

Spelze f

bolster (peulvruchten)

Hülse f

bolster (peulvruchten)

Schote f

hol·ster <holster|s> [hɔlstər] SUST. m

Halfter f

ge·ver <gever|s> [ɣevər] SUST. m

Spender m

een gulle gever

ein großzügiger Spender

gei·ser <geiser|s> [ɣɛizər] SUST. m

1. geiser (waterverwarmingstoestel):

Durchlauferhitzer m

2. geiser (warme springbron):

Geysir m

Geiser m

gem·ber [ɣɛmbər] SUST. m geen pl.

Ingwer m

ge·tier [ɣətir] SUST. nt geen pl.

Getobe nt coloq.

Gebrüll nt

getier (gejammer)

Gezeter nt pey.

ge·weer <geweren> [ɣəwer] SUST. nt

Gewehr nt

geweer jacht

Flinte f

een geweer aanleggen

ein Gewehr anlegen

een dubbel geweer

ein doppelläufiges Gewehr

in het geweer komen

auf die Barrikaden steigen [o. gehen] coloq.

in het geweer roepen

ge·lui·er [ɣəlœyər] SUST. nt geen pl.

ge·mei·er [ɣəmɛiər] SUST. nt geen pl.

Gerede nt coloq.

Geschwätz nt coloq.

ge·ne·ver SUST. m

genever → jenever

Véase también: jenever

je·ne·ver <jenever|s> [jənevər] SUST. m

Genever m

Wacholderbranntwein m

jonge/oude jenever

Jonge/Oude Genever m

smol·ten V.

smolten 3. pers. pl. imperf. van smelten¹, smelten²

Véase también: smelten , smelten

smel·ten² <smolt, h. gesmolten> [smɛltə(n)] V. trans.

1. smelten:

smelten (vloeibaar maken)

smelten (boter, vet)

boter smelten in de koekenpan

Butter in der Pfanne zerlassen

ijzer/zilver smelten

Eisen/Silber schmelzen

2. smelten (laten fijnkoken):

zerkochen (lassen)

smel·ten¹ <smolt, i. gesmolten> [smɛltə(n)] V. intr.

1. smelten (vloeibaar worden; slinken):

smelten ook fig.

smelten als sneeuw voor de zon

wie Schnee an der Sonne schmelzen

iems hart doen smelten

jds Herz erweichen

zijn hart smolt

ihm schmolz das Herz

het smelten van de sneeuw

die Schneeschmelze

zijn ogen smolten in tranen

seine Augen ertranken in Tränen

smelten van de hitte fig.

vor Hitze dat. umkommen

2. smelten (oplossen):

suiker smelt in water

Zucker schmilzt in Wasser dat.

die perziken smelten op de tong

diese Pfirsiche zergehen auf der Zunge

smeltende kleuren

ineinanderfließende Farben pl.

en·ter <enter|s> [ɛntər] SUST. m

Enter m al. norte

einjährige(s) Fohlen nt

einjährige(s) Kalb nt

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski