neerlandés » alemán

Traducciones de „auszuweiten“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

af·spui·ten: verbo
af·slui·ten: verbo
af·stui·ten: verbo
af·flui·ten: verbo
be·slui·ten: verbo
op·slui·ten: verbo
op·spui·ten: verbo
be·spui·ten: verbo
in·slui·ten: verbo
in·spui·ten: verbo
om·slui·ten: verbo
aan·slui·ten: verbo
fa·ci·li·tei·ten: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: afstuiten , afsluiten , afspuiten , aansluiten , omsluiten , inspuiten , insluiten , bespuiten , opspuiten , opsluiten , besluiten , affluiten y/e faciliteiten

af·spui·ten <spoot af, h./i. afgespoten> [ɑfspœytə(n)] V. trans.

afspuiten

abspritzen

af·slui·ten <sloot af, h. afgesloten> [ɑfslœytə(n)] V. trans.

af·stui·ten <stuitte af, i. afgestuit> [ɑfstœytə(n)] V. intr.

1. afstuiten (bal of pijl):

afstuiten

abprallen

afstuiten op iets/iem

an etw/jdm abprallen

2. afstuiten (personen):

afstuiten

zurückprallen

3. afstuiten (licht en geluid):

afstuiten

reflektiert werden

4. afstuiten fig. (pogingen):

afstuiten

abprallen

afstuiten

scheitern

afstuiten op iets

scheitern an +dat.

af·flui·ten <floot af, h. afgefloten> [ɑflœytə(n)] V. trans.

affluiten

abpfeifen

be·slui·ten² <besloot, h. besloten> [bəslœytə(n)] V. trans.

1. besluiten (beëindigen):

besluiten

beenden

besluiten

beschließen

besluiten

abschließen

2. besluiten (een besluit nemen):

besluiten

beschließen

besluiten

entscheiden

3. besluiten (afleiden):

besluiten

schließen

besluiten

folgern

op·slui·ten¹ <sloot op, h. opgesloten> [ɔpslœytə(n)] V. trans.

1. opsluiten (achter slot en grendel zetten):

opsluiten

einschließen

opsluiten

einsperren

opsluiten

festsetzen

2. opsluiten (vervat zijn):

opsluiten

enthalten

opgesloten liggen in iets

in etw enthalten sein

op·spui·ten² <spoot op, h. opgespoten> [ɔpspœytə(n)] V. trans.

1. opspuiten (in de hoogte spuiten):

opspuiten

in die Höhe spritzen

opspuiten

emporspritzen

2. opspuiten (vloeiend opzeggen):

opspuiten

(schnell) herunterspulen

3. opspuiten (door opspuiten verhogen):

opspuiten

aufspülen

be·spui·ten <bespoot, h. bespoten> [bəspœytə(n)] V. trans.

bespuiten

bespritzen

in·slui·ten <sloot in, h. ingesloten> [ɪnslœytə(n)] V. trans.

1. insluiten (bijsluiten):

insluiten

beifügen

insluiten

beilegen

bij de brief een antwoordformulier insluiten

dem Brief einen Antwortschein beilegen

geld bij een brief insluiten

Geld in einen Brief einlegen

2. insluiten (omgeven, omsingelen):

insluiten

einkreisen

insluiten mil.

einkesseln

een tegenstander insluiten DEP.

einen Gegner einkreisen

3. insluiten (opsluiten):

insluiten

einschließen

insluiten

einsperren

4. insluiten (impliceren):

insluiten

einschließen

in·spui·ten¹ <spoot in, h. ingespoten> [ɪnspœytə(n)] V. intr. (naar binnen spuiten)

inspuiten

spritzen in +acus.

het water spoot de kamer in

das Wasser spritzte ins Zimmer

om·slui·ten <omsloot, h. omsloten> [ɔmslœytə(n)] V. trans.

1. omsluiten (insluiten):

omsluiten

einschließen

omsluiten

umschließen

omsluiten

umgeben

een klein dijkje omsluit de weide

ein kleiner Deich umschließt die Weide

2. omsluiten (bevatten):

omsluiten

umschließen

3. omsluiten (omklemmen):

omsluiten

umschließen

omsluiten

umfassen

aan·slui·ten¹ <sloot aan, h. aangesloten> [anslœytə(n)] V. trans.

aansluiten

anschließen an +acus.

op het gasnet aansluiten

ans Gasnetz anschließen

verkeerd aangesloten zijn telec.

falsch verbunden sein

fa·ci·li·tei·ten [fɑsilitɛɪtə(n)] SUST.

faciliteiten pl. bel.:

faciliteiten

sprachliche Sonderregelungen pl.

Consultar el diccionario

neerlandés

Traducciones de „auszuweiten“ en el diccionario neerlandés » alemán

af·spui·ten <spoot af, h./i. afgespoten> [ɑfspœytə(n)] V. trans.

af·slui·ten <sloot af, h. afgesloten> [ɑfslœytə(n)] V. trans.

1. afsluiten:

2. afsluiten (tot stand brengen):

3. afsluiten (een eind maken aan):

4. afsluiten (verwijderd houden van):

af·stui·ten <stuitte af, i. afgestuit> [ɑfstœytə(n)] V. intr.

1. afstuiten (bal of pijl):

2. afstuiten (personen):

3. afstuiten (licht en geluid):

4. afstuiten fig. (pogingen):

af·flui·ten <floot af, h. afgefloten> [ɑflœytə(n)] V. trans.

be·slui·ten2 <besloot, h. besloten> [bəslœytə(n)] V. trans.

1. besluiten (beëindigen):

2. besluiten (een besluit nemen):

3. besluiten (afleiden):

op·slui·ten1 <sloot op, h. opgesloten> [ɔpslœytə(n)] V. trans.

1. opsluiten (achter slot en grendel zetten):

2. opsluiten (vervat zijn):

op·spui·ten2 <spoot op, h. opgespoten> [ɔpspœytə(n)] V. trans.

1. opspuiten (in de hoogte spuiten):

2. opspuiten (vloeiend opzeggen):

3. opspuiten (door opspuiten verhogen):

be·spui·ten <bespoot, h. bespoten> [bəspœytə(n)] V. trans.

in·slui·ten <sloot in, h. ingesloten> [ɪnslœytə(n)] V. trans.

1. insluiten (bijsluiten):

2. insluiten (omgeven, omsingelen):

3. insluiten (opsluiten):

4. insluiten (impliceren):

in·spui·ten1 <spoot in, h. ingespoten> [ɪnspœytə(n)] V. intr. (naar binnen spuiten)

om·slui·ten <omsloot, h. omsloten> [ɔmslœytə(n)] V. trans.

1. omsluiten (insluiten):

2. omsluiten (bevatten):

3. omsluiten (omklemmen):

aan·slui·ten1 <sloot aan, h. aangesloten> [anslœytə(n)] V. trans.

fa·ci·li·tei·ten [fɑsilitɛɪtə(n)] SUST.

faciliteiten pl. bel.:

Consultar el diccionario

Enlaces de acceso para más información

Envíanos tu opinión

Entrenador de vocabulario

Synonyms

Mi historial de búsqueda

be·slui·ten² <besloot, h. besloten> [bəslœytə(n)] V. trans.

op·slui·ten¹ <sloot op, h. opgesloten> [ɔpslœytə(n)] V. trans.

op·spui·ten² <spoot op, h. opgespoten> [ɔpspœytə(n)] V. trans.

in·spui·ten¹ <spoot in, h. ingespoten> [ɪnspœytə(n)] V. intr. (naar binnen spuiten)

aan·slui·ten¹ <sloot aan, h. aangesloten> [anslœytə(n)] V. trans.