neerlandés » alemán

uit·re·ke·nen <rekende uit, h. uitgerekend> [œytrekənə(n)] V. trans.

ont·ke·te·nen <ontketende, h. ontketend> [ɔntketənə(n)] V. trans.

1. ontketenen (doen losbarsten):

entfachen form.

2. ontketenen (van zijn ketenen bevrijden):

ver·ste·nen2 <versteende, h. versteend> [vərstenə(n)] V. trans.

1. verstenen (tot steen maken):

2. verstenen fig.:

mot·re·ge·nen <motregende, h. gemotregend> [mɔtreɣənə(n)] V. v. impers. ww

stort·re·ge·nen <stortregende, h. gestortregend> [stɔrtreɣənə(n)] V. v. impers. ww

ste·ve·nen <stevende, i. gestevend> [stevənə(n)] V. intr.

1. stevenen (zich begeven naar):

2. stevenen scheepv. (koers zetten naar):

Kurs nehmen auf +acus.

af·re·ke·nen1 <rekende af, h. afgerekend> [ɑfrekənə(n)] V. trans.

af·te·ke·nen1 <tekende af, h. afgetekend> [ɑftekənə(n)] V. trans.

2. aftekenen (ondertekenen; nauwkeurig afbeelden):

4. aftekenen (afmaken):

5. aftekenen (met tekenen afdoen):

be·re·ke·nen <berekende, h. berekend> [bərekənə(n)] V. trans.

2. berekenen (in rekening brengen):

4. berekenen (voor- en nadeel afwegen van):


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski