neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: beschadiging , beschadigen , beschutting , beschijnen , beschaving , beschuldigen , bescherming , beschonken , beschouwen , beschoeien , beschikken , beschieten , bescheiden , beschutten , beschermelinge y/e beschamen

be·scha·di·gen <beschadigde, h. beschadigd> [bəsxadəɣə(n)] V. trans.

be·scha·di·ging <beschadiging|en> [bəsxadəɣɪŋ] SUST. f

2. beschadiging (het beschadigen):

beschadiging
Beschädigung f
beschadiging
Beschädigen nt

be·schul·di·gen <beschuldigde, h. beschuldigd> [bəsxʏldəɣə(n)] V. trans.

be·scha·ving <beschaving|en> [bəsxavɪŋ] SUST. f

1. beschaving (toestand van beschaafdheid):

beschaving
Kultur f
beschaving
Zivilisation f
een hoge trap van beschaving
eine hohe Kulturstufe

be·schij·nen <bescheen, h. beschenen> [bəsxɛinə(n)] V. trans.

be·schut·ting <beschutting|en> [bəsxʏtɪŋ] SUST. f

be·scha·men <beschaamde, h. beschaamd> [bəsxamə(n)] V. trans.

1. beschamen (tot schaamte brengen):

beschamen
beschämen

2. beschamen (teleurstellen):

beschamen
enttäuschen

be·scher·me·lin·ge SUST. f

beschermelinge forma femenina de beschermeling

Véase también: beschermeling

be·scher·me·ling <beschermeling|en> [bəsxɛrməlɪŋ] SUST. m

1. beschermeling (in bescherming genomen iem):

beschermeling
Schützling m

2. beschermeling (iem die vooruitgeholpen wordt):

beschermeling
Protegé m
beschermeling pey.
Günstling m

be·schut·ten <beschutte, h. beschut> [bəsxʏtə(n)] V. trans.

be·schei·den <bescheiden, bescheidener, bescheidenst> [bəsxɛidə(n)] ADJ.

1. bescheiden (niet aanmatigend):

bescheiden
bescheiden
bescheiden
anspruchslos

be·schie·ten <beschoot, h. beschoten> [bəsxitə(n)] V. trans.

be·schik·ken1 <beschikte, h. beschikt> [bəsxɪkə(n)] V. intr. (bezitten, bestemming geven)

be·schoei·en <beschoeide, h. beschoeid> [bəsxujə(n)] V. trans.

be·schou·wen <beschouwde, h. beschouwd> [bəsxɑuwə(n)] V. trans.

3. beschouwen (bekijken):

beschouwen
betrachten
beschouwen
ansehen

4. beschouwen (ambtshalve keuren):

beschouwen
besichtigen
beschouwen
inspizieren

be·schon·ken <beschonken, beschonkener, meest beschonken> [bəsxɔŋkə(n)] ADJ.

be·scher·ming <bescherming|en> [bəsxɛrmɪŋ] SUST. f

2. bescherming (begunstiging):

bescherming
Förderung f
bescherming
Protektion f
bescherming
Gönnerschaft f

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares