Traducciones de „beschikken“ en el diccionario neerlandés » alemán

be·schik·ken¹ <beschikte, h. beschikt> [bəsxɪkə(n)] V. intr. (bezitten, bestemming geven)

beschikken

verfügen

afwijzend beschikken

abschlägig bescheiden

afwijzend beschikken

ablehnen

over iets/iem beschikken

über etw/jdn verfügen

be·schik·ken² <beschikte, h. beschikt> [bəsxɪkə(n)] V. trans. form. (regelen)

beschikken

fügen

God had het anders beschikt

Gott hatte es anders gefügt

Ejemplos de uso para beschikken

afwijzend beschikken

abschlägig bescheiden

gunstig beschikken

positiv bescheiden form.

over iets/iem beschikken

über etw/jdn verfügen