alemán » neerlandés

Traducciones de „vloeistoffen“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

Mostrar un resumen de todos los resultados

ver·ˈsof·fen: adjetivo y adverbio
ˈwelt·of·fen: adjetivo y adverbio
be·ˈsof·fen: adjetivo y adverbio
ge·ˈsof·fen: verbo
er·ˈhof·fen: verbo transitivo
ge·ˈtrof·fen: verbo
be·ˈtrof·fen: adjetivo y adverbio

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: versoffen , gesoffen , besoffen , weltoffen , betroffen , getroffen y/e erhoffen

ver·ˈsof·fen [fɛɐ̯ˈzɔfn̩] ADJ.

1. versoffen (betrunken):

2. versoffen (alkoholabhängig):

aan de drank verslaafd

ˈwelt·of·fen ADJ.

1. weltoffen:

met open oog voor de dingen van de wereld

2. weltoffen:

internationaal ingesteld

be·ˈsof·fen [bəˈzɔfn̩] ADJ. coloq.

zat

ge·ˈsof·fen [gəˈzɔfn̩] V.

gesoffen part. pas. von saufen

Véase también: saufen

ˈsau·fen <säuft, soff, gesoffen> [ˈz͜aufn̩] V. trans.

1. saufen (Tiere):

2. saufen coloq. (übermäßig viel trinken):

(onmatig) drinken

einen saufen

er eentje vatten [o. nemen]

er·ˈhof·fen [-ˈhɔfn̩] V. trans.

sich dat. viel vom Leben erhoffen

veel van het leven verwachten

ge·ˈtrof·fen [gəˈtrɔfn̩] V.

getroffen part. pas. von treffen¹, treffen², treffen³, treffen⁴

Véase también: treffen , treffen , treffen , treffen

ˈtref·fen⁴ <trifft, traf, getroffen> [ˈtrɛfn̩] V. v. impers.

wie es sich so trifft

zoals het toeval wil

wie es sich so trifft

als het (toevallig) zo uitkomt

wie es sich so trifft

als het zo treft

ˈtref·fen³ <trifft, traf, getroffen> [ˈtrɛfn̩] V. v. refl.

1. treffen (mit jdm zusammenkommen):

zien

2. treffen (sich treffen):

elkaar ontmoeten [o. treffen] [o. zien]

ˈtref·fen² <trifft, traf, getroffen> [ˈtrɛfn̩] V. trans.

1. treffen:

treffen (wiedergeben)

treffen (wiedergeben)

raken

treffen (begegnen)

treffen (begegnen)

der Vergleich trifft die Sache nicht

de vergelijking gaat aan de zaak voorbij

der Schlag soll dich treffen! coloq.

val dood!

2. treffen (machen, nehmen):

nemen

maken

doen

tot stand brengen

eine Feststellung treffen

Maßnahmen treffen

maatregelen treffen [o. nemen]

3. treffen (stoßen auf):

auf Missstände treffen

op wantoestanden stuiten

ˈtref·fen¹ <trifft, traf, getroffen> [ˈtrɛfn̩] V. intr.

1. treffen (sein Ziel erreichen, mit einem Wurf, Schlag etc. erreichen):

raken

ins Tor treffen

mit einer Vermutung richtig treffen

het met een vermoeden bij het rechte eind hebben

raak!

getroffen! fig.

juist!

getroffen! fig.

goed (zo)!

2. treffen (antreffen):

auf seltsame Dinge treffen

op merkwaardige [o. vreemde] dingen stuiten

auf seltsame Dinge treffen

merkwaardige [o. vreemde] dingen tegenkomen

be·ˈtrof·fen [bəˈtrɔfn̩] ADJ.

Consultar el diccionario

alemán

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski