Traducciones de „querkommen“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈher·kom·men V. intr. irreg.

1. herkommen (herbeikommen):

herkommen

hier(heen) komen

komm doch mal her!

kom eens hier!

2. herkommen (herstammen):

herkommen

vandaan komen

herkommen

afkomstig zijn

herkommen

afstammen

wo kommst du her?

waar kom je vandaan?

ver·ˈkom·men [fɛɐ̯ˈkɔmən] V. intr. irreg.

1. verkommen (verwahrlosen):

verkommen

vervallen

verkommen

verkommeren

verkommen

in verval raken

2. verkommen (herunterkommen):

verkommen

aan lagerwal raken

3. verkommen (verderben):

verkommen

bederven

verkommen

onbruikbaar worden

über·ˈkom·men¹ ADJ. elev.

überkommen

traditioneel

überkommen

overgeleverd

ˈrü·ber·kom·men V. intr. irreg.

1. rüberkommen coloq.:

rüberkommen

(ergens heen) komen

2. rüberkommen coloq.:

rüberkommen

over de brug komen

3. rüberkommen coloq.:

rüberkommen

overkomen

die Botschaft ist nicht rübergekommen

het bericht is niet aangekomen [o. overgekomen]

ˈun·ter·kom·men V. intr. irreg.

1. unterkommen coloq. (eine Unterkunft finden):

unterkommen

een onderkomen vinden

unterkommen

onderdak vinden

unterkommen

onderkomen

in einer Pension unterkommen

een pension vinden

2. unterkommen coloq. (eine Anstellung bekommen):

unterkommen

terechtkomen

unterkommen

een baan vinden [o. krijgen]

sie ist am Theater untergekommen

zij is bij het theater terechtgekomen

3. unterkommen (begegnen):

unterkommen regio. austr.

tegenkomen

unterkommen regio. austr.

overkomen

ˈUn·ter·kom·men <Unterkommens, Unterkommen> SUST. nt meist sing.

1. Unterkommen:

Unterkommen

onderkomen nt

Unterkommen

onderdak nt

Unterkommen

logies nt

2. Unterkommen veraltend:

Unterkommen

betrekking

Unterkommen

baan

ˈvor·kom·men V. intr. irreg.

1. vorkommen:

vorkommen (nach vorn kommen)

naar voren komen

vorkommen (zum Vorschein kommen)

tevoorschijn komen

2. vorkommen (passieren):

vorkommen

gebeuren

vorkommen

voorkomen

3. vorkommen (erscheinen):

vorkommen

(toe)schijnen

vorkommen

voorkomen

wie kommst du mir denn vor?

wie denk je wel dat je bent?

das kommt mir wie Verrat vor

dat lijkt mij verraad

ˈVor·kom·men <Vorkommens, Vorkommen> SUST. nt

1. Vorkommen MED.:

Vorkommen

het voorkomen

Vorkommen

het bestaan

2. Vorkommen MIN.:

Vorkommen (von Mineralien)

vindplaats

Vorkommen (Gas, Öl)

veld nt

ˈklar·kom·men V. intr. irreg. coloq. (verstehen)

klarkommen

snappen

klarkommen

begrijpen

ˈnie·der·kom·men V. intr. irreg.

1. niederkommen:

niederkommen

neerkomen

2. niederkommen veraltet elev. (gebären):

niederkommen

bevallen

niederkommen

baren

mit einem Jungen niederkommen

van een jongen bevallen

ˈwei·ter·kom·men V. intr. irreg.

weiterkommen

verder komen

weiterkommen

vooruitkomen ook fig.

mit der Arbeit weiterkommen

opschieten met het werk

mach [o. sieh], dass du weiterkommst! coloq.

maak dat je wegkomt!

ˈwie·der·kom·men V. intr. irreg. (erneut kommen, zurückkommen)

wiederkommen

terugkomen

her·ˈun·ter·kom·men V. intr. irreg.

1. herunterkommen (nach unten kommen):

herunterkommen

(naar) beneden komen

2. herunterkommen fig. (verwahrlosen):

herunterkommen

achteruitgaan

herunterkommen

aan lagerwal raken

herunterkommen

verloederen

durch eine Krankheit herunterkommen

door een ziekte verzwakken [o. in de versukkeling geraken]

3. herunterkommen coloq. (sich verbessern):

herunterkommen

zich verbeteren

von einer schlechten Note herunterkommen

een hoger cijfer halen

her·ˈüber·kom·men V. intr. irreg. (hierher gelangen, hierher kommen)

herüberkommen

hierheen komen

ˈQuer·sum·me SUST. f MAT.

Quersumme

de som van de cijfers van een getal

da·ˈhin·ter·kom·men V. intr. irreg. coloq.

dahinterkommen

erachter komen

dahinterkommen

ontdekken

dahinterkommen

begrijpen

zu·ein·ˈan·der·kom·men, zu·ein·an·der ˈkom·men V. intr.

zueinanderkommen

elkaar naderkomen

zueinanderkommen

bij elkaar komen

ˈQuer·kopf SUST. m coloq.

Querkopf

dwarskop

Querkopf

dwarsligger

Querkopf

dwarsdrijver