neerlandés » alemán

be·staan1 [bəstan] SUST. nt geen pl.

1. bestaan (het er zijn):

bestaan
bestaan
Dasein nt
bestaan
zijn bestaan danken aan iem

2. bestaan (leven):

bestaan
Dasein nt
bestaan
een menswaardig bestaan

3. bestaan (broodwinning):

bestaan
bestaan
die zaak levert geen bestaan op

be·staan2 <bestond, h. bestaan> [bəstan] V. intr.

2. bestaan (inhouden):

bestaan
bestaan

3. bestaan (rondkomen):

bestaan
bestaan

be·staan3 <bestond, h. bestaan> [bəstan] V. trans. (wagen)

bestaan
(es) wagen

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski