Traducciones de „biswind“ en el diccionario alemán » neerlandés

ˈbis·sig [ˈbɪsɪç] ADJ.

1. bissig (zum Beißen neigend):

Vorsicht, bissiger Hund!

wacht u voor de hond!

2. bissig fig. (sarkastisch):

bissig

bits

bissig

scherp

bissig

vinnig

3. bissig DEP.:

bissig

fel

bissig

vinnig

bis·ˈlang [bɪsˈlaŋ] ADV. regio.

bislang → bisher

Véase también: bisher

bis·ˈher [bɪsˈheːɐ̯] ADV.

bisher

tot nu toe

bisher

tot nog toe

bisher

tot dusver(re)

ˈbin·dend [ˈbɪndn̩t] ADJ.

bindend

bindend

bindend

verplichtend

ˈAuf·wind SUST. m

1. Aufwind:

Aufwind METEO., AERO. ASTRON.

stijgwind

Aufwind METEO., AERO. ASTRON.

opwaartse wind

Aufwind METEO., AERO. ASTRON.

thermiek

2. Aufwind fig. (Aufschwung):

Aufwind

impuls(en)

Aufwind

opleving

sich im Aufwind befinden

vooruitgaan

ˈOst·wind SUST. m

Ostwind

oostenwind

ˈSüd·wind SUST. m

Südwind

zuidenwind

blind [blɪnt] ADJ.

blind

blind

blind (Spiegel)

dof

blinder Alarm fig.

loos alarm

auf einem Auge blind

aan één oog blind

er war für [o. gegen ] alle Warnungen blind

hij was blind voor alle waarschuwingen

Liebe macht blind provb.

liefde is blind