Traducciones de „bequemlich“ en el diccionario alemán » neerlandés

be·ˈkömm·lich [bəˈkœmlɪç] ADJ.

bekömmlich

licht (verteerbaar)

bekömmlich

gezond

bekömmlich

goed bekomend

leicht bekömmliche Speisen

licht verteerbare [o. lichte] gerechten

schwer bekömmliche Kost

zware kost

ein schwer bekömmlicher Pudding

een machtige pudding

Be·ˈquem·lich·keit <Bequemlichkeit, Bequemlichkeiten> SUST. f

1. Bequemlichkeit (Behaglichkeit):

Bequemlichkeit

gemak nt

Bequemlichkeit

comfort nt

Bequemlichkeit

gerieflijkheid

der Bequemlichkeit halber

gemakshalve

der Bequemlichkeit halber

voor het gemak

in aller Bequemlichkeit

op zijn gemak

die Bequemlichkeit lieben

(erg) op zijn gemak gesteld zijn

mit allen Bequemlichkeiten ausgestattet sein

van alle gemakken [o. van alle comfort] voorzien zijn

2. Bequemlichkeit (Trägheit) kein pl.:

Bequemlichkeit

gemakzucht

ver·ˈnehm·lich [-ˈneːmlɪç] ADJ. elev.

vernehmlich

hoorbaar

vernehmlich

verneembaar

vernehmlich

verstaanbaar

be·ˈque·men [bəˈkveːmən] V. v. refl.

bequemen

zich verwaardigen

er bequemte sich zu einer Antwort

hij verwaardigde zich te antwoorden

ˈziem·lich [ˈ͜tsiːmlɪç] ADJ.

1. ziemlich (beinahe, weitgehend):

ziemlich

tamelijk

ich habe so ziemlich alles zusammen

ik heb zo'n beetje [o. zo ongeveer] alles bij elkaar

2. ziemlich:

ziemlich (beträchtlich)

flink

ziemlich (einigermaßen zutreffend)

aanzienlijk

das ist eine ziemliche Frechheit coloq.

dat is knap brutaal

mit ziemlicher Sicherheit

met vrij grote zekerheid

be·ˈquem [bəˈkveːm] ADJ.

1. bequem (behaglich):

bequem

(ge)makkelijk

bequem

gerieflijk

bequem

comfortabel

mach es dir bequem hier!

maak het je hier gemakkelijk!

2. bequem (angenehm):

bequem

aangenaam

3. bequem pey. (Mensch: träge):

bequem

gemakzuchtig

ˈheim·lich [ˈh͜aimlɪç] ADJ.

1. heimlich:

heimlich (unbemerkt)

heimelijk

heimlich (unbemerkt)

geheim

heimlich (inoffiziell)

clandestien

jdn heimlich lieben

in 't geheim [o. heimelijk] van iem houden

heimliche Wege gehen fig.

verboden dingen doen

2. heimlich pey. (geheim):

heimlich

heimelijk

heimlich

stilletjes

heimlich

stiekem

sie kommen immer so heimlich, still und leise coloq.

zij komen altijd heel stilletjes en ongemerkt

heimlich lachen

in z'n vuistje lachen

ˈräum·lich [ˈr͜ɔymlɪç] ADJ.

1. räumlich (dreidimensional):

räumlich

ruimtelijk

räumlich

driedimensionaal

2. räumlich (platzmäßig):

räumlich

wat ruimte betreft

räumlich beengt [o. beschränkt ] sein

klein behuisd zijn