Traducciones de „zelfvoorziend“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

wel·voor·zien [wɛlvorzin] ADJ. form.

welvoorzien

wohl versehen

een welvoorziene bibliotheek

eine gut ausgestattete Bibliothek

een welvoorziene dis

ein reich(lich) gedeckter Tisch

voor·zien <voorzag, h. voorzien> [vorzin] V. trans.

1. voorzien (van tevoren zien):

voorzien

voraussehen

voorzien

vorhersehen

de voorziene moeilijkheden

die erwarteten Schwierigkeiten

te voorzien

vorhersehbar

2. voorzien:

daarin heeft de wet voorzien (zorgen)

das ist im Gesetz vorgesehen

in de vacature is voorzien

die Stelle ist besetzt

in zijn onderhoud kunnen voorzien

seinen Unterhalt bestreiten können

in iems levensonderhoud voorzien

jdn ernähren

in een tekort/een leemte/een behoefte voorzien

ein Defizit decken/eine Lücke schließen/einem Bedürfnis abhelfen

3. voorzien:

voorzien (verschaffen)

versehen mit +dat.

voorzien (ter beschikking stellen vooral)

versorgen mit +dat.

voorzien (uitrusten met)

ausstatten mit +dat.

iem van geld voorzien

jdn mit Geld versorgen

voorzien van centrale verwarming

mit Zentralheizung ausgestattet

zich/iem voorzien van

sich/jdn versehen mit

wij zijn al voorzien

wir sind bereits versorgt

het op iem voorzien hebben

es auf jdn abgesehen haben

zelf·ver·ze·kerd <zelfverzekerde, zelfverzekerder, zelfverzekerdst> [zɛlfərzekərt] ADJ.

zelfverzekerd

selbstsicher

zelf·wer·kend [zɛləfwɛrkənt] ADJ.

zelfwerkend

selbsttätig

zelfwerkend

automatisch

on·voor·zien [ɔnvorzin] ADJ.

onvoorzien

unvorhergesehen

onvoorzien

unvermutet

onvoorzien

unerwartet

hel·der·ziend [hɛldərzint] ADJ.

helderziend

hellseherisch

hij is helderziend

er kann hellsehen

zelf·moord <zelfmoord|en> [zɛlfmort] SUST. f

zelfmoord

Selbstmord m

zelfmoord plegen

Selbstmord verüben [o. begehen]

politieke zelfmoord

politisches Harakiri

een poging tot zelfmoord

ein Selbstmordversuch

zelf·vol·daan [zɛlfɔldan] ADJ.

zelfvoldaan

selbstzufrieden

zelf·ver·wijt <zelfverwijt|en> [zɛlfərwɛit] SUST. nt

zelfverwijt

Selbstvorwurf m meist pl.

zelfverwijt

Gewissensbisse pl.

zelf·be·we·gend [zɛləvbəweɣənt] ADJ.

zelfbewegend

selbsttätig

zelfbewegend

automatisch

ver·ziend [vɛrzint] ADJ.

verziend

weitsichtig

door·ˈzien¹ <doorzag, h. doorzien> [dorzin] V. trans.

doorzien

durchschauen