neerlandés » alemán

ant·woor·den <antwoordde, h. geantwoord> [ɑntwordə(n)] V. trans.

be·ant·woor·den1 <beantwoordde, h. beantwoord> [bəɑntwordə(n)] V. trans.

vraag·te·ken <vraagteken|s> [vraxtekə(n)] SUST. nt

ver·moor·den <vermoordde, h. vermoord> [vərmordə(n)] V. trans.

1. vermoorden (ombrengen):

locuciones, giros idiomáticos:

voeg·woord <voegwoord|en> [vuxwort] SUST. nt

ge·waar·wor·den <werd gewaar, i. gewaargeworden> [ɣəwarwɔrdə(n)] V. trans.

2. gewaarworden (merken, beseffen):

gewahr werden form.

vraag·zin <vraagzin|nen> [vraxsɪn] SUST. m

vraag·ster SUST. f

vraagster forma femenina de vrager

Véase también: vrager

vra·ger <vrager|s> [vraɣər] SUST. m

vraag·prijs <vraag|prijzen> [vraxprɛis] SUST. m

vraag·ge·sprek <vraaggesprek|ken> [vraxəsprɛk] SUST. nt

ge·wor·den V.

geworden volt. deelw. van worden¹, worden²

Véase también: worden , worden

wor·den2 <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] V. aux. (ter aanduiding van de lijdende vorm)

wor·den1 <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] V. mod aux.

1. worden (in de genoemde toestand raken):


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski