neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: inhaken , inhakken , aanhaken , hacken , kleinhandel , checken , wecken , inhaleren , hacker , backen , uitchecken , afkicken y/e carjacken

in·hak·ken1 <hakte in, h. ingehakt> [ɪnhɑkə(n)] V. intr.

1. inhakken (met woede aanvallen):

inhakken
einhauen
inhakken
einschlagen

2. inhakken (herhaaldelijk hakken op):

inhakken
einhacken auf +acus.
op iem inhakken fig.
auf jdn einhacken
dat hakt er flink in
das geht ans Geld

in·ha·ken <haakte in, h. ingehaakt> [ɪnhakə(n)] V. intr.

2. inhaken (de arm steken door andermans arm):

inhaken
sich einhaken
inhaken
sich einhängen

hac·ken [hɛkə(n)] V. alleen inf.

aan·ha·ken1 <haakte aan, h. aangehaakt> [anhakə(n)] V. intr.

1. aanhaken (schaatssport):

aanhaken
sich anhängen

2. aanhaken (doorgaan op het voorafgaande):

aanhaken
anschließen
zij haakte bij zijn woorden aan met de volgende vraag …
sie schloss seinen Worten folgende Frage an …

klein·han·del [klɛinhɑndəl] SUST. m geen pl.

car·jac·ken [kɑːrdʒɛkə(n)] V. alleen inf.

af·kic·ken <kickte af, i. afgekickt> [ɑfkɪkə(n)] V. intr.

uit·chec·ken <checkte uit, h. uitgecheckt> [œytʃɛkə(n)] V. intr. verk.

bac·ken1 [bɛkə(n)]

backen [[o. bɑkə(n)]] backte, h. gebackt V. intr. (als back spelen):

backen
verteidigen

hac·ker <hacker|s> [hɛkər] SUST. m

in·ha·le·ren <inhaleerde, h. geïnhaleerd> [ɪnhalerə(n)] V. trans.

wec·ken <weckte, h. geweckt> [wɛkə(n)] V. trans.

chec·ken <checkte, h. gecheckt> [tʃɛkə(n)] V. trans.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares