neerlandés » alemán

druk·ken1 <drukte, h. gedrukt> [drʏkə(n)] V. trans.

druk·ken2 <drukte, h. gedrukt> [drʏkə(n)] V. intr.

1. drukken (duwen):

drukken

2. drukken (als iets zwaars liggen op):

drukken

3. drukken (kakken):

drukken
groß machen coloq.

druk·ken3 <drukte zich, h. zich gedrukt> [drʏkə(n)] V. wk ww

drukken zich drukken (zich aan iets onttrekken):

drukken
zich voor het werk drukken

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski