Traducciones de „angebinde“ en el diccionario neerlandés » alemán

on·der·bin·den <bond onder, h. ondergebonden> [ɔndərbɪndə(n)] V. trans.

onderbinden

unterbinden

onderbinden (d.m.v. gesp)

anschnallen

on·der·ein·de <ondereinde|n> [ɔndərɛində] SUST. nt

ondereinde

untere(s) Ende nt

ten·ein·de [tɛnɛində] CONJ.

teneinde

um zu

teneinde te voorkomen dat …

um zu verhindern, dass …

uit·ein·de <uiteinde|n> [œytɛində] SUST. nt

1. uiteinde:

uiteinde (uiterste punt)

Ende nt

uiteinde (van stok e.d.)

Spitze f

aan het uiteinde van de stad

am äußersten Ende der Stadt

2. uiteinde (afloop):

uiteinde

Ende nt

uiteinde

Ausgang m

iem een zalig uiteinde wensen

jdm zum Jahreswechsel alles Gute wünschen

af·bin·den <bond af, h. afgebonden> [ɑvbɪndə(n)] V. trans.

afbinden

abbinden

in·bin·den <bond in, h. ingebonden> [ɪmbɪndə(n)] V. trans.

1. inbinden (boekwezen):

inbinden

einbinden

2. inbinden (bedwingen):

inbinden

zurückstecken

inbinden

einlenken

hij zal moeten inbinden

er wird zurückstecken müssen

aan·bin·den <bond aan, h. aangebonden> [ambɪndə(n)] V. trans.

1. aanbinden (vastmaken):

aanbinden

anbinden

2. aanbinden (beginnen te doen):

aanbinden

aufnehmen

aanbinden

anfangen

de strijd met [o. tegen ] iem aanbinden

den Kampf gegen jdn aufnehmen

de strijd met [o. tegen ] iem aanbinden (ruzie)

den Kampf mit jdm beginnen

ont·bin·den <ontbond, h. ontbonden> [ɔndbɪndə(n)] V. trans.

1. ontbinden:

ontbinden (opheffen: huwelijk, parlement, vennootschap e.d.)

auflösen

ontbinden (opheffen: contract)

rückgängig machen

ontbinden (opheffen: contract)

lösen

ontbinden (opheffen: huwelijk ook)

scheiden

iem van zijn schuld ontbinden

jdn von seiner Schuld lossprechen [o. befreien]

een ontbindende voorwaarde jur.

eine auflösende [o. resolutive] Bedingung

2. ontbinden:

ontbinden wisk., nat.

zerlegen

in factoren ontbinden

in Faktoren zerlegen

3. ontbinden scheik.:

ontbinden

zersetzen

ontbindende krachten

zersetzende Kräfte pl.