Traducciones de „verziekt“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ver·ˈzückt [fɛɐ̯ˈ͜tsʏkt] ADJ. elev.

verzückt

in extase [o. geestesvervoering]

ver·ˈzie·hen² V. trans. irreg.

1. verziehen (verzerren):

verziehen

vertrekken

verziehen

vervormen

ohne eine Miene zu verziehen

zonder een spier te vertrekken

2. verziehen (verwöhnen):

verziehen

verkeerd opvoeden

verziehen

verwennen

3. verziehen (verformen):

verziehen

(doen) kromtrekken

4. verziehen DEP.:

verziehen

verkeerd schieten [o. raken]

ver·ˈzie·ren V. trans.

verzieren

versieren

verzieren

opsieren

verzieren

tooien

eine Torte verzieren

een taart garneren

ver·ˈzin·ken V. trans.

1. verzinken:

verzinken

verzinken

verzinken

met een laag zink bedekken

verzinken

galvaniseren

2. verzinken coloq.:

verzinken

verklikken

verzinken

aangeven

Ver·ˈzicht <Verzicht(e)s, Verzichte> [fɛɐ̯ˈ͜tsɪçt] SUST. m

Verzicht

het afstand doen [o. afzien] van

Verzicht

onthouding

Verzicht leisten [o. üben ]

afzien van

Verzicht leisten [o. üben ]

afstand doen (van)

ver·ˈzich·ten [fɛɐ̯ˈ͜tsɪçtn̩] V. intr.

verzichten

afstand doen van

verzichten

afzien van

verzichten

resigneren

auf seine Mitarbeit kann ich verzichten

zijn medewerking heb ik niet nodig [o. kan ik niet gebruiken]

ich verzichte! coloq.

mij niet gezien!

ver·ˈzin·sen¹ [fɛɐ̯ˈ͜tsɪnzn̩] V. trans. (für etw Zinsen zahlen)

verzinsen

rente betalen

jdm ein Kapital mit 10 Prozent verzinsen

iem voor een kapitaal 10 procent rente betalen

ver·ˈzan·ken V. v. refl. coloq.

verzanken

ruzie krijgen

ver·ˈzei·hen V. trans.

verzeihen

vergeven

verzeihen

vergiffenis schenken

verzeihen Sie, können Sie mir sagen, …

pardon [o. neemt u mij niet kwalijk] , kunt u mij zeggen, …

ver·ˈzö·gern¹ V. trans.

1. verzögern (verlangsamen):

verzögern

vertragen

2. verzögern (später erfolgen lassen):

verzögern

uitstellen

die Bekanntgabe verzögern

talmen met de bekendmaking

Ver·ˈzie·rung <Verzierung, Verzierungen> [fɛɐ̯ˈ͜tsiːrʊŋ] SUST. f

Verzierung

versiering

Verzierung

versiersel nt

Verzierung

garnering

sich dat. keine Verzierung abbrechen coloq.

zich niet aanstellen

sich dat. keine Verzierung abbrechen coloq.

niet overdreven doen

ver·ˈza·gen [fɛɐ̯ˈ͜tsaːgn̩] V. intr.

verzagen

versagen

verzagen

de moed verliezen