alemán » neerlandés

Traducciones de „retrofit“ en el diccionario alemán » neerlandés (Ir a neerlandés » alemán)

Mostrar un resumen de todos los resultados

Pro·ˈfit: sustantivo
re·tro·ˈgrad: adjetivo y adverbio
be·ˈtrof·fen: adjetivo y adverbio
ge·ˈtrof·fen: verbo
Be·ˈtrof·fen·heit: sustantivo
re·tro·spek·ˈtiv: adjetivo y adverbio

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: Profit , getroffen , betroffen , retrograd , Betroffenheit y/e retrospektiv

Pro·ˈfit <Profit(e)s, Profite> [proˈfiːt, proˈfɪt] SUST. m

1. Profit pey.:

profijt nt

voordeel nt

nut

aus etw Profit schlagen [o. ziehen]

ergens een voordeeltje uit slaan

2. Profit ECON.:

profijt nt

winst

Profit abwerfen

winst opleveren

re·tro·ˈgrad ADJ.

be·ˈtrof·fen [bəˈtrɔfn̩] ADJ.

ge·ˈtrof·fen [gəˈtrɔfn̩] V.

getroffen part. pas. von treffen¹, treffen², treffen³, treffen⁴

Véase también: treffen , treffen , treffen , treffen

ˈtref·fen⁴ <trifft, traf, getroffen> [ˈtrɛfn̩] V. v. impers.

wie es sich so trifft

zoals het toeval wil

wie es sich so trifft

als het (toevallig) zo uitkomt

wie es sich so trifft

als het zo treft

ˈtref·fen³ <trifft, traf, getroffen> [ˈtrɛfn̩] V. v. refl.

1. treffen (mit jdm zusammenkommen):

zien

2. treffen (sich treffen):

elkaar ontmoeten [o. treffen] [o. zien]

ˈtref·fen² <trifft, traf, getroffen> [ˈtrɛfn̩] V. trans.

1. treffen:

treffen (wiedergeben)

treffen (wiedergeben)

raken

treffen (begegnen)

treffen (begegnen)

der Vergleich trifft die Sache nicht

de vergelijking gaat aan de zaak voorbij

der Schlag soll dich treffen! coloq.

val dood!

2. treffen (machen, nehmen):

nemen

maken

doen

tot stand brengen

eine Feststellung treffen

Maßnahmen treffen

maatregelen treffen [o. nemen]

3. treffen (stoßen auf):

auf Missstände treffen

op wantoestanden stuiten

ˈtref·fen¹ <trifft, traf, getroffen> [ˈtrɛfn̩] V. intr.

1. treffen (sein Ziel erreichen, mit einem Wurf, Schlag etc. erreichen):

raken

ins Tor treffen

mit einer Vermutung richtig treffen

het met een vermoeden bij het rechte eind hebben

raak!

getroffen! fig.

juist!

getroffen! fig.

goed (zo)!

2. treffen (antreffen):

auf seltsame Dinge treffen

op merkwaardige [o. vreemde] dingen stuiten

auf seltsame Dinge treffen

merkwaardige [o. vreemde] dingen tegenkomen

Be·ˈtrof·fen·heit <Betroffenheit> [-h͜ait] SUST. f kein pl.

1. Betroffenheit (Bestürzung):

Betroffenheit

Betroffenheit

2. Betroffenheit (Betretenheit):

Betroffenheit

re·tro·spek·ˈtiv [retrospɛkˈtiːf] ADJ. elev.

retrospektiv

retrospektiv

Consultar el diccionario

alemán

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski