neerlandés » alemán

ver·buig·baar [vərbœyɣbar] ADJ.

verf·laag <verf|lagen> [vɛrflax] SUST. f

verf·kwast <verfkwast|en> [vɛrfkwɑst] SUST. m

ver·fraai·en <verfraaide, h. verfraaid> [vərfrajə(n)] V. trans.

ver·fom·faai·en1 <verfomfaaide, h. verfomfaaid> [vərfɔmfajə(n)] V. trans.

ver·de·dig·baar [vərdedəɣbar] ADJ.

1. verdedigbaar (houdbaar):

zu verteidigen pred.

2. verdedigbaar (te rechtvaardigen):

ver·ha·ren <verhaarde, i. verhaard> [vərharə(n)] V. intr. (de haren verliezen)

ver·ja·ren <verjaarde, i. verjaard> [vərjarə(n)] V. intr.

1. verjaren (jarig zijn):

verjaren fig.

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski