Traducciones de „sappho“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

sap·pel [sɑpəl]

zich te sappel maken (ploeteren)

sich abrackern

zich te sappel maken (bezorgd zijn)

sich dat. Sorgen machen

sap·pig <sappige, sappiger, sappigst> [sɑpəx] ADJ.

1. sappig:

sappig (vol sap)

saftig

sappig (sterker)

saftreich

sappige perziken

saftige Pfirsiche pl.

sappige planten

fleischige Pflanzen pl.

2. sappig (smeuïg):

sappig

≈ unterhaltsam

sappig

≈ köstlich

sappige taal

kernige Sprache

iets sappig vertellen

etw unterhaltsam [o. packend] erzählen

sap·pe·len <sappelde, h. gesappeld> [sɑpələ(n)] V. intr.

sappelen

schuften

sappelen

sich abrackern

sap <sap|pen> [sɑp] SUST. nt

sap

Saft m

wat hij zegt, heeft sap noch kracht fig.

was er sagt, ist ohne Saft und Kraft

kersen op sap

eingemachte Kirschen pl.

sal·do <saldo|'s, saldi> [sɑldo] SUST. nt

saldo

Saldo m

een batig saldo

ein Aktivsaldo

een nadelig saldo

ein Passivsaldo

per saldo

per Saldo

per saldo fig.

unterm Strich

het saldo trekken/opmaken/bijschrijven

den Saldo feststellen/aufstellen/gutschreiben

het saldo in kas

der Kassenbestand

sal·to <salto|'s> [sɑlto] SUST. m

salto

Salto m

de salto mortale (sprong)

der Salto mortale

de salto mortale (waagstuk)

die Tollkühnheit

de salto mortale (waagstuk)

das Husarenstück

sal·vo <salvo|'s> [sɑlvo] SUST. nt

salvo

Salve f

salvo (gericht salvo)

Garbe f

een salvo van toejuichingen

eine Jubelsalve