neerlandés » alemán

Traducciones de „oplopen“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados
op·lo·pen
verbo
op·lo·pen
verbo

op·lo·pen1 <liep op, h. opgelopen> [ɔplopə(n)] V. trans. (opdoen)

op·lo·pen2 <liep op, i. opgelopen> [ɔplopə(n)] V. intr.

1. oplopen (naar boven lopen):

oplopen
hinaufgehen
oplopen
hinauflaufen
tegen de dijk oplopen
den Deich hinaufgehen
de trap oplopen
die Treppe hinaufgehen [o. hinaufsteigen]

3. oplopen (op weg gaan):

oplopen
mitgehen
oplopen
mitlaufen
een stuk met iem oplopen
ein Stück mit jdm mitgehen

4. oplopen (naar boven gaan):

oplopen
ansteigen
de straat loopt op
die Straße steigt an

5. oplopen (botsen op):

oplopen
anlaufen
oplopen
auflaufen
tegen iem oplopen fig.
auf jdn stoßen
tegen iem oplopen fig.
jdm zufällig begegnen
tegen de deur oplopen
gegen die Tür laufen [o. prallen] [o. stoßen]
de straat oplopen
auf die Straße gehen [o. laufen]

Ejemplos de uso para oplopen

verwondingen oplopen
Verletzungen [o. Verwundungen] erleiden
tegen de dijk oplopen
den Deich hinaufgehen
tegen de deur oplopen
gegen die Tür laufen [o. prallen] [o. stoßen]
lichamelijk letsel oplopen
verletzt [o. verwundet] werden
de trap oplopen
die Treppe hinaufgehen [o. hinaufsteigen]
een achterstand oplopen
in Rückstand geraten
de straat oplopen
auf die Straße gehen [o. laufen]
tegen iem oplopen fig.
auf jdn stoßen
een schorsing oplopen
suspendiert werden
een blessure oplopen
sich eine Verletzung zuziehen
bevroren tenen oplopen
sich dat. die Zehen erfrieren
een stuk met iem oplopen
ein Stück mit jdm mitgehen

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares