neerlandés » alemán

ge·lijk·scha·ke·len <schakelde gelijk, h. gelijkgeschakeld> [ɣəlɛiksxakələ(n)] V. trans.

1. gelijkschakelen elek.:

3. gelijkschakelen (als gelijken beschouwen (van groepen)):

scha·ke·ling <schakeling|en> [sxakəlɪŋ] SUST. f

ge·lijk·spe·len <speelde gelijk, h. gelijkgespeeld> [ɣəlɛikspelə(n)] V. intr.

hand·scha·ke·ling <handschakeling|en> [hɑntsxakəlɪŋ] SUST. f

aan·een·scha·ke·ling <aaneenschakeling|en> [anensxakəlɪŋ] SUST. f

ge·lijk·ma·ken2 <maakte gelijk, h. gelijkgemaakt> [ɣəlɛikmakə(n)] V. trans. (effenen)

ge·lijk·hoe·kig [ɣəlɛɪkhukəx] ADJ.

cas·ca·de·scha·ke·ling <cascadeschakeling|en> [kɑskadəsxakəlɪŋ] SUST. f

ge·lij·ke·lijk [ɣəlɛikələk] ADV. (in gelijke mate)

ge·lijk·spel <gelijke spelen> [ɣəlɛikspɛl] SUST. nt

ge·lijk·staan <stond gelijk, h. gelijkgestaan> [ɣəlɛikstan] V. intr.

2. gelijkstaan (eenzelfde aantal punten hebben):

ge·lijk·stel·len <stelde gelijk, h. gelijkgesteld> [ɣəlɛikstɛlə(n)] V. trans.

ge·lijk·ma·ker <gelijkmaker|s> [ɣəlɛikmakər] SUST. m

ge·lijk·heid <gelijk|heden> [ɣəlɛikhɛit] SUST. f

2. gelijkheid (gelijkmatigheden) wisk. pl.:

3. gelijkheid (gelijkmatigheid):

4. gelijkheid (effenheid):

ge·lijk·ge·zind [ɣəlɛikxəzɪnt] ADJ.

ge·lijk·ma·tig <gelijkmatige, gelijkmatiger, gelijkmatigst> [ɣəlɛikmatəx] ADJ.

1. gelijkmatig (voortdurend, overal gelijk):

ge·lijk·aar·dig [ɣəlɛikardəx] ADJ. bel.

ge·lijk·be·nig [ɣəlɛiɡbenəx] ADJ.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski