Traducciones de „Versemacher“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ver·smach·ten <versmachtte, i. versmacht> [vərsmɑxtə(n)] V. intr.

1. versmachten (omkomen):

versmachten

verschmachten form.

versmachten

umkommen coloq.

van honger versmachten

vor Hunger verschmachten

2. versmachten (hevig lijden door):

versmachten

vergehen

ge·sja·cher [ɣəʃɑxər] SUST. nt geen pl.

gesjacher

Schacherei f coloq.

gesjacher

Geschacher nt coloq.

gesjacher

Feilscherei f coloq.

ver·schil <verschil|len> [vərsxɪl] SUST. nt

1. verschil (onderscheid):

verschil

Unterschied m

verschil in leeftijd

Altersunterschied m

verschil maken

einen Unterschied machen

verschil van mening

Meinungsverschiedenheit f

met dit verschil, dat …

mit dem Unterschied, dass …

dat is een verschil van dag en nacht

das ist ein Unterschied wie Tag und Nacht

2. verschil (uitkomst van een aftrekking) wisk.:

verschil

Differenz f

ver·sa·gen [vərsaɣə(n)]

versagen

verzagen

ver·schiet [vərsxit]

1. verschiet (verte, horizon):

verschiet

Ferne f

verschiet

Horizont m

2. verschiet (perspectief):

verschiet

Perspektive f

3. verschiet (toekomst):

verschiet

Perspektive f

er ligt voor haar iets moois in het verschiet

sie hat etw Schönes in Aussicht

ver·sla·pen² <versliep zich, h. zich verslapen> [vərslapə(n)] V. wk ww

verslapen zich verslapen (te lang slapen):

verslapen

(sich) verschlafen

zich drie uur verslapen

drei Stunden verschlafen

ver·scheurd·heid [vərsxørthɛit] SUST. f geen pl.

verscheurdheid

Zerrissenheit f