Traducciones de „verheling“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ver·ˈhel·fen V. intr. irreg.

verhelfen

helpen

verhelfen

bezorgen

verhelfen

verschaffen

einer Sache zum Durchbruch verhelfen

voor een doorbraak zorgen in een zaak

jdm zur Flucht verhelfen

iem helpen vluchten

ver·ˈhe·xen V. trans.

verhexen

beheksen

verhexen

betoveren

es ist wie verhext! coloq.

het is of de duvel ermee speelt

ver·ˈhei·len V. intr.

verheilen

(helemaal) genezen

ver·ˈheh·len V. trans. elev.

verhehlen

verhelen

verhehlen

verbergen

verhehlen

verzwijgen

ver·ˈhee·rend [fɛɐ̯ˈheːrənt] ADJ.

1. verheerend (verwüstend, vernichtend):

verheerend

verwoestend

verheerend

vernietigend

verheerende Auswirkungen [o. Folgen ]

verschrikkelijke gevolgen

2. verheerend coloq. (scheußlich):

verheerend

afschuwelijk

verheerend

onmogelijk

du siehst in dem Kleid verheerend aus

je ziet er in die jurk onmogelijk uit

du siehst in dem Kleid verheerend aus

je jurk is om op te schieten

Ver·ˈhei·ßung <Verheißung, Verheißungen> [fɛɐ̯ˈh͜aisʊŋ] SUST. f elev.

Verheißung

(stellige) belofte

ver·ˈheult [fɛɐ̯ˈh͜ɔylt] ADJ. coloq.

verheult

behuild

verheult

betraand

ver·ˈhei·ßen V. trans. irreg. elev.

verheißen

(plechtig) beloven

verheißen

toezeggen

seine Miene verhieß nichts Gutes

zijn gezicht voorspelde niet veel goeds

ver·ˈhei·zen V. trans.

1. verheizen:

verheizen

verstoken

Koks verheizen

cokes stoken

2. verheizen coloq. pey.:

verheizen

afjakkeren

verheizen

afpeigeren

verheizen

afbeulen

3. verheizen coloq. pey.:

verheizen

de dood injagen

verheizen

zinloos opofferen

ver·ˈhau·en¹ V. trans. irreg.

1. verhauen coloq. (verprügeln):

verhauen

afranselen

verhauen

een pak slaag geven

du siehst ja ganz verhauen aus! fig.

wat zie jij er onmogelijk uit!

2. verhauen coloq. ENS.:

verhauen

verknoeien

verhauen

verprutsen

3. verhauen coloq. (verschwenden):

verhauen

erdoor jagen

verhauen

opmaken

ver·ˈhö·ren¹ V. trans. (offiziell befragen)

verhören

verhoren

verhören

ondervragen

ver·ˈhu·ren V. trans. pey.

verhuren

verhoeren

verhuren

met hoeren doorbrengen

ver·ˈhü·ten [fɛɐ̯ˈhyːtn̩] V. trans.

verhüten

voorkómen

verhüten

verhinderen

verhüten

verhoeden

das verhüte Gott [o. der Himmel]!

dat verhoede God [o. de hemel] !

ver·ˈhal·ten¹ ADJ.

1. verhalten (unterdrückt):

verhalten

ingehouden

verhalten

onderdrukt

verhaltener Spott

verholen spot

2. verhalten (beherrscht):

verhalten

voorzichtig

verhalten

beheerst

3. verhalten (zurückhaltend):

verhalten

gedempt

verhalten

decent