Traducciones de „hinunterlassen“ en el diccionario alemán » neerlandés

hin·ter·ˈlas·sen¹ V. trans. irreg.

1. hinterlassen:

hinterlassen

(bij overlijden) nalaten

hinterlassen

vermaken

hinterlassen

achterlaten

2. hinterlassen:

hinterlassen

achterlaten

hinterlassen

laten staan [o. liggen]

locuciones, giros idiomáticos:

einen tiefen Eindruck hinterlassen

een diepe indruk achterlaten

her·ˈun·ter·las·sen V. trans. irreg.

herunterlassen

neerlaten

herunterlassen

laten zakken

un·ter·ˈlas·sen [ʊntɐˈlasn̩] V. trans. irreg.

1. unterlassen (nicht ausführen):

unterlassen

nalaten

unterlassen

verzuimen

2. unterlassen (aufhören):

unterlassen

achterwege laten

unterlassen

ophouden met

unterlassen

staken

unterlassen

stoppen

unterlassen

laten

hin·ˈun·ter·fah·ren¹ V. intr. irreg.

hinunterfahren

naar beneden rijden

hin·ˈun·ter·ge·hen V. intr. irreg.

1. hinuntergehen (nach unten gehen):

hinuntergehen

naar beneden gaan [o. lopen]

2. hinuntergehen (die Flughöhe verringern):

hinuntergehen

naar beneden gaan

hin·ˈun·ter·wür·gen V. trans.

hinunterwürgen

met moeite door de keel krijgen

hin·ˈun·ter·rei·chen² V. trans.

hinunterreichen

naar beneden (aan)reiken

hin·ˈun·ter·stür·zen² V. trans.

1. hinunterstürzen (schnell essen):

hinunterstürzen

naar beneden gooien [o. stoten]

2. hinunterstürzen coloq. (heftig hinunterfallen):

hinunterstürzen

achteroverslaan

hinunterstürzen

naar binnen gieten

hin·ˈun·ter·schlu·cken V. trans.

1. hinunterschlucken (schlucken):

hinunterschlucken

(door)slikken

2. hinunterschlucken coloq. fig. (akzeptieren):

hinunterschlucken

slikken

hinunterschlucken

accepteren

3. hinunterschlucken coloq. fig. (verkraften):

hinunterschlucken

wegslikken

hinunterschlucken

verkroppen

ˈhin·las·sen V. trans. irreg. coloq. (in die Nähe)

hinlassen

erheen [o. er naar toe] laten gaan

Hin·ter·ˈlas·sung <Hinterlassung> [hɪntɐˈlasʊŋ] SUST. f kein pl.

Hinterlassung

achterlating

Hinterlassung

nalating

unter Hinterlassung von

met achterlating van

hin·ˈun·ter [hɪˈnʊntɐ] ADV.

hinunter

omlaag

hinunter

naar beneden

hinunter

neer

nach Bayern hinunter

naar het zuiden

nach Bayern hinunter

naar Beieren

er·ˈlas·sen [-ˈlasn̩] V. trans.

1. erlassen (verfügen):

erlassen

uitvaardigen

erlassen

decreteren

eine Amnestie erlassen

een amnestie afkondigen

2. erlassen (von etw befreien):

erlassen

kwijtschelden

zer·ˈlas·sen V. trans. GASTR.

zerlassen

(laten) smelten

ver·ˈlas·sen¹ [fɛɐ̯ˈlasn̩] ADJ. (einsam)

verlassen

verlaten

verlassen

eenzaam

verlassen

doods

ˈüber·las·sen¹ V. trans. irreg. coloq. (übrig lassen)

überlassen

overlaten

überlassen

laten staan

ˈlo·cker·las·sen V. intr. irreg. coloq.

lockerlassen

toegeven

lockerlassen

aflaten

lockerlassen

loslaten

lockerlassen

opgeven