neerlandés » alemán

diep·gang [dipxɑŋ] SUST. m geen pl. ook fig.

leer·gang <leergang|en> [lerɣɑŋ] SUST. m

2. leergang (methode: als boek):

neer·gang [nerɣɑŋ] SUST. m geen pl.

over·gang <overgang|en> [ovərɣɑŋ] SUST. m

1. overgang (plaats; verandering):

2. overgang (een ander geloof, andere partij e.d.):

3. overgang (menopauze):

cir·kel·gang [sɪrkəlɣɑŋ] SUST. m geen pl.

brand·gang <brandgang|en> [brɑntxɑŋ] SUST. m

on·der·gang [ɔndərɣɑŋ] SUST. m geen pl.

zij·in·gang <zijingang|en> [zɛiɪŋɣɑŋ] SUST. m

bloed·gang [blutxɑŋ] SUST. m geen pl.

stoel·gang [stulɣɑŋ] SUST. m geen pl.

te·rug·gang [tərʏxɑŋ] SUST. m geen pl.

2. teruggang (terugkeer):

voor·ˈuit·gang1 [vorœytxɑŋ] SUST. m geen pl.

2. vooruitgang (het voorwaarts gaan):

door·gang <doorgang|en> [dorɣɑŋ] SUST. m

jaar·gang <jaargang|en> [jarɣɑŋ] SUST. m (ook wijn)

mijn·gang <mijngang|en> [mɛiŋɣɑŋ] SUST. m

om·me·gang <ommegang|en> [ɔməɣɑŋ] SUST. m

rond·gang <rondgang|en> [rɔntxɑŋ] SUST. m

le·vens·gang SUST. m

levensgang → levensloop

Véase también: levensloop

le·vens·loop [levənslop] SUST. m geen pl.

2. levensloop (curriculum vitae):

wan·del·gang <wandelgang|en> [wɑndəlɣɑŋ] SUST. m


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski