Traducciones de „betuigd“ en el diccionario neerlandés » alemán

ge·tuigd [ɣətœyxt] ADJ.

1. getuigd (met een tuig, toom):

getuigd

gezäumt

2. getuigd scheepv.:

getuigd

getakelt

on·be·tuigd [ɔmbətœyxt]

zich niet onbetuigd laten

sich nach Kräften beteiligen

zich niet onbetuigd laten (eten en drinken)

tüchtig mithalten

be·tui·gen <betuigde, h. betuigd> [bətœyɣə(n)] V. trans.

betuigen (uitspreken)

bekunden

betuigen (betonen)

bezeigen

betuigen (betonen)

bezeugen

(iem) zijn dank betuigen

(jdm) seinen Dank aussprechen

zijn onschuld betuigen

seine Unschuld beteuern

zijn waardering voor iets betuigen

sich anerkennend über etw acus. äußern

be·ëdigd [bəedəxt] ADJ.

1. beëdigd (personen):

beëdigd

vereidigt

beëdigd getuige

ein vereidigter Zeuge

2. beëdigd (door een eed bekrachtigd):

beëdigd

beeidet

een beëdigde verklaring

eine beeidigte Erklärung

ge·tui·ge³ [ɣətœyɣə] PREP.

getuige

aufgrund

getuige

auf Grund

getuige

wie … beweist

getuige het resultaat heeft zij zich veel moeite getroost

sie hat sich viel Mühe gegeben, wie das Resultat beweist

be·tui·ging <betuiging|en> [bətœyɣɪŋ] SUST. f

betuiging (mondelinge uitspraak)

Bekundung f

betuiging (blijk)

Bezeigung f

betuiging (verzekering)

Beteuerung f

betuigingen van deelneming

Beileidsbezeigungen pl.

betuigingen van deelneming

Beileidsbezeugungen pl.

over·tuigd [ovərtœyxt] ADJ.

overtuigd

überzeugt

ge·neigd [ɣənɛixt] ADJ.

geneigd

geneigt

be·toog <betogen> [bətox] SUST. nt

betoog

Darlegung f

betoog

Erörterung f

betoog

Ausführung f

een betoog houden voor rechtvaardigheid

ein Plädoyer für Gerechtigkeit halten

be·taald [bətalt] ADJ.

1. betaald (beroeps):

betaald

berufsmäßig

betaald

Berufs-

2. betaald (gekocht, gehuurd):

betaald

gedungen

betaalde moordenaars

gedungene(n) Mörder pl.

iem iets betaald zetten

jdm etw heimzahlen

be·voegd <bevoegde, bevoegder, bevoegdst> [bəvuxt] ADJ.

1. bevoegd:

bevoegd (gerechtigd: belast met iets)

zuständig

bevoegd (gemachtigd concrete handelingen)

befugt

de (ter zake) bevoegde ambtenaar

der zuständige Beamte

de (ter zake) bevoegde ambtenaar

der Sachbearbeiter

bevoegde leerkrachten

qualifizierte Lehrkräfte

2. bevoegd (bekwaam):

bevoegd

kompetent

be·zorgd <bezorgde, bezorgder, bezorgdst> [bəzɔrxt] ADJ.

1. bezorgd (zorgzaam):

bezorgd

besorgt

bezorgd

sorgsam

2. bezorgd (ongerust):

bezorgd

besorgt

zich bezorgd maken

sich dat. Sorgen machen