Traducciones de „Bhagwans“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

hang·wang <hangwang|en> [hɑŋwɑŋ] SUST. f

hangwang

Hängebacke f

ba·lans <balans|en> [balɑns] SUST. f

1. balans (weegwerktuig):

balans

Balkenwaage f

2. balans (evenwicht):

balans

Gleichgewicht nt

balans

Balance f

iets in balans houden

etw im Gleichgewicht halten

uit balans raken

aus der Balance kommen

uit balans raken

das Gleichgewicht verlieren

3. balans econ.:

balans

Bilanz f

een geflatteerde balans

eine frisierte Bilanz

de jaarlijkse balans

die Jahresbilanz

de balans opmaken

die Bilanz aufstellen

de balans opmaken fig.

Bilanz ziehen

de balans sluit niet

die Bilanz stimmt nicht

de balans met verliessaldo

der Verlustabschluss

de balans met winstsaldo

der Gewinnabschluss

ca·dans <cadans|en> [kadɑns] SUST. f

1. cadans (ritme):

cadans

Rhythmus m

2. cadans (cadens):

cadans

Kadenz f

gaans [ɣans] ADV.

een uur gaans

eine Wegstunde

glans <glans|en, glanzen> [ɣlɑns] SUST. m

1. glans:

glans (uitstraling, schijnsel)

Glanz m

glans (zwak)

Schimmer m

2. glans (spiegelende reflectie):

glans

Glanz m

glans

Feuer nt

zijn glans verliezen

seinen Glanz verlieren

ogen zonder glans

glanzlose Augen pl.

3. glans (praal, wereldse eer):

glans

Glanz m

glans

Glorie f form.

de glans van het hof

der Glanz des Hofes

voor iets met glans slagen

etw glänzend bestehen

Iraans [irans] ADJ.

Iraans

iranisch

Ja·pans [japɑns] ADJ.

Japans

japanisch

het Japans

das Japanische

sa·tans [satɑns] ADJ.

satans

teuflisch

satans

verflucht

Spaans¹ [spans] ADJ. (uit Spanje)

Spaans

spanisch

het Spaans

das Spanische

de Spaanse taal- en literatuurwetenschap

die Hispanistik

thans [tɑns] ADV.

1. thans (op dit ogenblik):

thans

nunmehr

thans

nun

thans moet ik gaan

nun muss ich gehen

2. thans (tegenwoordig):

thans

derzeit

thans

heutzutage

thans

heute

de thans heersende smaak

der heutige Geschmack

3. thans (na wat voorafgegaan is):

thans

nun

thans

jetzt

gelooft u me thans?

glauben Sie mir nun?

god·gans [ɣɔtxɑns] ADJ.

godgans

ganz

hij heeft de godganse dag niets uitgevoerd

er hat den lieben langen Tag keinen Finger gerührt