Traducciones de „verstandelijke“ en el diccionario alemán » neerlandés

ver·ˈständ·lich [fɛɐ̯ˈʃtɛntlɪç] ADJ.

1. verständlich:

verständlich (vernehmbar)

verstaanbaar

verständlich (gut zu hören)

hoorbaar

2. verständlich (leicht zu verstehen):

verständlich

begrijpelijk

verständlich

(gemakkelijk) te begrijpen

verständlich

duidelijk

3. verständlich (begreiflich):

verständlich

begrijpelijk

verständlich

voor de hand liggend

ver·ˈstan·des·mä·ßig ADJ.

verstandesmäßig

verstandelijk

verstandesmäßig

intellectueel

ver·ˈstän·dig [fɛɐ̯ˈʃtɛndɪç] ADJ.

verständig (sachverständig, vernünftig)

verstandig

verständig (einsichtig)

met verstand

ver·ˈstän·di·gen¹ [fɛɐ̯ˈʃtɛndɪgn̩] V. trans.

verständigen

op de hoogte brengen

verständigen

in kennis stellen van

den Arzt/die Feuerwehr verständigen

de dokter/de brandweer waarschuwen

ver·ˈschan·deln [-ˈʃandl̩n] V. trans. coloq.

verschandeln (verunstalten)

ontsieren

verschandeln (ruinieren)

mismaken

Ver·ˈständ·lich·keit <Verständlichkeit> SUST. f kein pl.

1. Verständlichkeit (Hörbarkeit):

Verständlichkeit

verstaanbaarheid

2. Verständlichkeit:

Verständlichkeit (Begreiflichkeit)

begrijpelijkheid

Verständlichkeit (Klarheit)

duidelijkheid

Ver·ˈstan·des·schär·fe SUST. f kein pl.

Verstandesschärfe

scherpzinnigheid

Ver·ˈstand <Verstand(e)s> [fɛɐ̯ˈʃtant] SUST. m kein pl.

1. Verstand:

Verstand

verstand nt

Verstand

geest

Verstand

denkvermogen nt

mehr Glück als Verstand

meer geluk dan wijsheid

bist du noch bei Verstand? coloq.

ben je wel goed wijs?

noch bei vollem Verstand sein

nog bij zijn volle verstand zijn

ich hatte dir mehr Verstand zugetraut

ik had gedacht dat je verstandiger zou zijn

das geht über meinen Verstand

dat gaat me boven de pet

zu Verstand kommen

verstandig worden

zu Verstand kommen

tot de jaren des onderscheids komen

2. Verstand elev.:

Verstand

zin van het woord nt

Ver·ˈstan·des·mensch SUST. m

Verstandesmensch

verstandsmens

Verstandesmensch

verstandelijk type

Ver·ˈständ·nis <Verständnisses, Verständnisse> [fɛɐ̯ˈʃtɛntnɪs] SUST. nt meist sing.

1. Verständnis (das Verstehen):

Verständnis

begrip nt

Verständnis

het begrijpen

2. Verständnis (Einfühlungsvermögen) kein pl.:

Verständnis

begrip nt

Verständnis

gevoel nt

Verständnis

inzicht nt

etw Verständnis entgegenbringen

begrip voor iets tonen

volles Verständnis für etw haben

het volste begrip voor iets hebben

ver·ˈständ·nis·los [-loːs] ADJ.

verständnislos

zonder inzicht [o. begrip] [o. gevoel]

ver·ˈstau·en V. trans.

verstauen

verstouwen

verstauen

verstuwen

verstauen

opbergen