Traducciones de „laagheid“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

Aˈpart·heid <Apartheid> [aˈpaːɐ̯th͜ait] SUST. f kein pl. POL.

Apartheid

apartheid

die Politik der Apartheid

de apartheidspolitiek

ˈTräg·heit <Trägheit, Trägheiten> [ˈtrɛːkh͜ait] SUST. f meist sing.

Trägheit FÍS.

traagheid

Trägheit (Schwerfälligkeit)

luiheid

Trägheit (Schwerfälligkeit)

vadsigheid

Trägheit (Schwerfälligkeit)

loomheid

Trägheit (Schwerfälligkeit)

sloomheid

geistige Trägheit

traagheid van geest

Be·ˈscheid <Bescheid(e)s, Bescheide> [bəˈʃ͜ait] SUST. m

1. Bescheid (Auskunft):

Bescheid

inlichting(en)

Bescheid

antwoord nt

jdm Bescheid sagen

iem op de hoogte brengen

jdm Bescheid sagen

iem zijn mening [o. de waarheid] zeggen

2. Bescheid:

Bescheid (Nachricht)

bericht nt

Bescheid (Nachricht)

mededeling

Bescheid (behördlich)

beslissing

Bescheid (behördlich)

beschikking

jdm Bescheid stoßen coloq.

iem flink [o. behoorlijk] de waarheid zeggen

Bescheid tun elev.

een toost beantwoorden

ich weiß über ihn Bescheid

ik weet wat er met hem aan de hand is

Bescheid wissen

op de hoogte zijn

Bescheid wissen

er alles van weten

Bescheid wissen

veel af weten van

ˈFeig·heit [ˈf͜aikh͜ait] SUST. f meist sing. pey.

Feigheit

laf(hartig)heid

ˈKlug·heit <Klugheit> SUST. f kein pl.

1. Klugheit:

Klugheit (Scharfsinn)

verstand nt

Klugheit (Intelligenz)

intelligentie

2. Klugheit:

Klugheit (Vernunft)

verstand nt

Klugheit (Überlegtheit)

wijsheid

ˈtag·hell ADJ.

taghell

helder als de dag