neerlandés » alemán

weg·ge·ven <gaf weg, h. weggegeven> [wɛxevə(n)] V. trans.

2. weggeven (ten beste geven):

een show weggeven coloq.

weg·glij·den <gleed weg, i. weggegleden> [wɛxlɛidə(n)] V. intr.

lang·lau·fen [lɑŋlɑufə(n)] SUST. nt geen pl.

weg·bla·zen <blies weg, h. weggeblazen> [wɛɣblazə(n)] V. trans.

weg·ge·brui·ker <weggebruiker|s> [wɛxəbrœykər] SUST. m

weg·gooi·en <gooide weg, h. weggegooid> [wɛxojə(n)] V. trans.

weg·leg·gen <legde weg, h. weggelegd> [wɛxlɛɣə(n)] V. trans.

1. wegleggen (terzijde leggen):

2. wegleggen (opbergen):

3. wegleggen (sparen):

steg·ge·len V. intr.

steggelen → stechelen

Véase también: stechelen

ste·che·len <stechelde, h. gestecheld> [stɛxələ(n)] V. intr.

2. stechelen (vals spelen):

weg·den·ken <dacht weg, h. weggedacht> [wɛɣdɛŋkə(n)] V. trans.

weg·dra·gen <droeg weg, h. weggedragen> [wɛɣdraɣə(n)] V. trans.

1. wegdragen (dragend verwijderen):

weg·du·wen <duwde weg, h. weggeduwd> [wɛɣdywə(n)] V. trans.

weg·ge·bruik·ster SUST. f

weggebruikster forma femenina de weggebruiker

Véase también: weggebruiker

weg·ge·brui·ker <weggebruiker|s> [wɛxəbrœykər] SUST. m

we·gen·be·las·ting [weɣə(n)bəlɑstɪŋ] SUST. f geen pl.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski