neerlandés » alemán

Traducciones de „wandernder“ en el diccionario neerlandés » alemán (Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

wan·de·laar·ster: sustantivo
wan·de·len: verbo
wan·de·laar: sustantivo
wan·del·weg: sustantivo
aan·ran·der: sustantivo
wan·del·kaart: sustantivo
wan·del·pad: sustantivo
wan·de·ling: sustantivo
wan·del·gang: sustantivo
wan·del·stok: sustantivo
in·lan·der: sustantivo
Lap·lan·der: sustantivo
las·bran·der: sustantivo
gas·bran·der: sustantivo
maan·lan·der: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: wandelaarster , aanrander , wandelweg , wandelaar , wandelen , wandelkaart , maanlander , gasbrander , lasbrander , Laplander , inlander , wandelstok , wandelgang , wandeling y/e wandelpad

wan·de·laar·ster <wandelaarster|s> [wɑndəlarstər] SUST. f

wandelaarster forma femenina de wandelaar

Véase también: wandelaar

wan·de·laar <wandelaar|s> [wɑndəlar] SUST. m

Spaziergänger m

wandelaar (op trektocht)

wan·de·len <wandelde, h. gewandeld> [wɑndələ(n)] V. intr.

wandelen (slenteren)

wandelen (een wandeling maken)

spazieren gehen

wandelen (op trektocht)

wandelen form.

gaan wandelen

einen Spaziergang machen

gaan wandelen

spazieren gehen

wan·de·laar <wandelaar|s> [wɑndəlar] SUST. m

Spaziergänger m

wandelaar (op trektocht)

wan·del·weg <wandelweg|en> [wɑndəlwɛx] SUST. m

wandelweg (voor trektochten)

aan·ran·der <aanrander|s> [anrɑndər] SUST. m

aanrander (verkrachter)

Vergewaltiger m

wan·del·kaart <wandelkaart|en> [wɑndəlkart] SUST. f

wandelkaart

wan·del·pad <wandelpad|en> [wɑndəlpɑt] SUST. nt

Fußweg m

wandelpad (geschikt voor wandelingen)

wan·de·ling <wandeling|en> [wɑndəlɪŋ] SUST. f

1. wandeling:

wandeling (tochtje)

wandeling (door een stad)

een wandeling maken

einen Spaziergang machen

een wandeling maken

spazieren gehen

2. wandeling (afstand):

Stück nt

Strecke f

in de wandeling

in de wandeling

(für) gewöhnlich

wan·del·gang <wandelgang|en> [wɑndəlɣɑŋ] SUST. m

iets in de wandelgang horen fig.

etw en passant erfahren [o. hören]

wan·del·stok <wandelstok|ken> [wɑndəlstɔk] SUST. m

in·lan·der <inlander|s> [ɪnlɑndər] SUST. m

Eingeborene(r) m

Lap·lan·der <Laplander|s> [lɑplɑndər] SUST. m

las·bran·der <lasbrander|s> [lɑzbrɑndər] SUST. m

Schweißbrenner m

gas·bran·der <gasbrander|s> [ɣɑzbrɑndər] SUST. m

maan·lan·der <maanlander|s> [manlɑndər] SUST. m

Mond(lande)fähre f

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski