neerlandés » alemán

Traducciones de „ordentliches“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

or·den·te·lijk: adjetivo y adverbio
or·de·ning: sustantivo
or·de·lijk: adjetivo y adverbio
or·de·loos: adjetivo y adverbio
or·de·nen: verbo
noor·der·licht: sustantivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: ordentelijk , noorderlicht , ordenen , ordeloos , ordelijk y/e ordening

or·den·te·lijk <ordentelijke, ordentelijker, ordentelijkst> [ɔrdɛntələk] ADJ.

1. ordentelijk (fatsoenlijk):

ordentelijk

ordentlich, anständig

zich ordentelijk gedragen

sich ordentlich [o. anständig] benehmen

2. ordentelijk (billijk):

ordentelijk

or·de·ning <ordening|en> [ɔrdənɪŋ] SUST. f

1. ordening:

ordening (regelmatige schikking, plaatsing)

Ordnung f

ordening (volgens een bepaald systeem)

2. ordening (het regelen volgens voorschriften):

Regeln nt

Ordnen nt

ruimtelijke ordening

ruimtelijke ordening

ruimtelijke ordening

Landesplanung f

3. ordening (het geordend-zijn):

Ordnung f

de ordening van de maatschappij

die Gesellschaftsordnung

or·de·lijk <ordelijke, ordelijker, ordelijkst> [ɔrdələk] ADJ.

1. ordelijk (gerangschikt):

2. ordelijk (geregeld):

een ordelijk leven leiden

in geordneten Verhältnissen leben

3. ordelijk (netjes):

ordnungsliebend

or·de·loos [ɔrdəlos] ADJ.

1. ordeloos (zonder systeem):

2. ordeloos (ongeregeld):

3. ordeloos (slordig):

or·de·nen <ordende, h. geordend> [ɔrdənə(n)] V. trans.

1. ordenen:

ordenen (rangschikken)

ordenen (volgens een bepaald systeem)

iets alfabetisch ordenen

etw alphabetisch (an)ordnen

zijn paperassen ordenen

seine Papiere ordnen

2. ordenen (regelen):

zijn zaken ordenen

seine Angelegenheiten in Ordnung bringen

3. ordenen (netjes opknappen):

noor·der·licht [nordərlɪxt] SUST. nt geen pl.

noorderlicht

noorderlicht

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski