neerlandés » alemán

leef·tijds·groep <leeftijdsgroep|en> [leftɛitsxrup] SUST. f

leef·tijds·grens <leeftijds|grenzen> [leftɛitsxrɛns] SUST. f

reis·ge·noot <reisge|noten> [rɛisxənot] SUST. m

par·tij·ge·noot <partijge|noten> [pɑrtɛiɣənot] SUST. m

huis·ge·noot <huisge|noten> [hœysxənot] SUST. m

ge·loofs·ge·noot <geloofsge|noten> [ɣəlofsxənot] SUST. m

lot·ge·noot <lotge|noten> [lɔtxənot] SUST. m

deel·ge·noot <deel|genoten> [delɣənot] SUST. m

2. deelgenoot (compagnon):

land·ge·noot <landge|noten> [lɑntxənot] SUST. m


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski