Traducciones de „gewesener“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ge·wen·nen² <gewende, i. gewend> [ɣəwɛnə(n)] V. intr.

1. gewennen (gewoon worden, raken):

gewennen

sich gewöhnen an +acus.

2. gewennen (zich thuis gaan voelen):

gewennen

sich eingewöhnen

wel·doe·ner <weldoener|s> [wɛldunər] SUST. m

weldoener

Wohltäter m

ge·wes·te·lijk [ɣəwɛstələk] ADJ.

1. gewestelijk:

gewestelijk (regionaal)

regional

gewestelijk (van een bestuurseenheid)

≈ auf Kreisebene

het gewestelijk arbeidsbureau

≈ das Kreisarbeitsamt nt

2. gewestelijk (dialectisch):

gewestelijk

landschaftlich

een gewestelijke uitdrukking taalk.

ein Provinzialismus espec.

ge·we·ten·loos <gewetenloze, gewetenlozer, meest gewetenloos> [ɣəwetənlos] ADJ.

gewetenloos

gewissenlos

ge·we·tens·vol <gewetensvolle, gewetensvoller, gewetensvolst> [ɣəwetənsfɔl] ADJ.

gewetensvol

gewissenhaft

ge·we·tens·be·zwaar <gewetensbe|zwaren> [ɣəwetənzbəzwar] SUST. nt

gewetensbezwaar

Skrupel m

gewetensbezwaar

Gewissensgründe pl.

weigering van dienstplicht op grond van gewetensbezwaren

Kriegsdienstverweigerung aus Gewissensgründen

ge·weer·vuur [ɣəwervyr] SUST. nt geen pl.

geweervuur

Gewehrfeuer nt

fles·ope·ner <flesopener|s> [flɛsopənər] SUST. m

flesopener

Flaschenöffner m

Ka·me·roener <Kameroener|s> [kamәrunәr] SUST. m

Kameroener

Kameruner m