neerlandés » alemán

ere·dienst <eredienst|en> [erədinst] SUST. m

1. eredienst (kerkdienst):

2. eredienst fig.:

Kult m

lijn·dienst <lijndienst|en> [lɛindinst] SUST. m

loon·dienst [londinst] SUST. m geen pl.

veer·dienst <veerdienst|en> [verdinst] SUST. m

kerk·dienst <kerkdienst|en> [kɛrɡdinst] SUST. m (godsdienstoefening)

pers·dienst <persdienst|en> [pɛrzdinst] SUST. m

bui·ten·dienst <buitendienst|en> [bœytə(n)dinst] SUST. m

pen·del·dienst <pendeldienst|en> [pɛndəldinst] SUST. m

dag·dienst <dagdienst|en> [dɑɣdinst] SUST. m

1. dagdienst (een dag durende dienst):

job·dienst [dʒɔbdinst]

jobdienst [[o. ʒɔbdinst]] jobdienst|en SUST. m bel.:

uur·dienst <uurdienst|en> [yrdinst] SUST. m

rouw·dienst <rouwdienst|en> [rɑudinst] SUST. m

gi·ro·dienst [ɣirodinst] SUST. m geen pl.

gods·dienst <godsdienst|en> [ɣɔtsdinst] SUST. m

2. godsdienst (het dienen van een god):

vrien·den·dienst <vriendendienst|en> [vrində(n)dinst] SUST. m

te·le·foon·dienst [teləfondinst] SUST. m geen pl.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski