Traducciones de „einkochend“ en el diccionario neerlandés » alemán

in·kor·ten <kortte in, h. ingekort> [ɪŋkɔrtə(n)] V. trans.

inkorten

kürzen

een touw 5 cm inkorten

eine Schnur um 5 cm (ver)kürzen

aan·ko·mend [aŋkomənt] ADJ.

1. aankomend (nog niet volwassen):

aankomend

heranwachsend

2. aankomend (nog niet volleerd):

aankomend

angehend

3. aankomend (aanstaand):

aankomend

kommend

ver·loo·che·nen <verloochende, h. verloochend> [vərloxənə(n)] V. trans.

verloochenen

verleugnen

zijn afkomst verloochenen

seine Herkunft verleugnen

God verloochenen

das Dasein Gottes leugnen

in·kom·sten [ɪŋkɔmstə(n)] SUST.

inkomsten

Einnahmen pl.

inkomsten

Einkünfte pl.

inkomsten (als loon)

Einkommen nt

de inkomsten en uitgaven

die Einnahmen und Ausgaben

in·kor·ting <inkorting|en> [ɪŋkɔrtɪŋ] SUST. f

inkorting

Kürzung f

inkorting

Verkürzung f

och·tend <ochtend|en> [ɔxtənt] SUST. m

1. ochtend:

ochtend (de morgen)

Morgen m

ochtend (voormiddag)

Vormittag m

de hele ochtend werken

den ganzen Morgen [o. Vormittag] arbeiten

vroeg in de ochtend

am frühen Morgen

vroeg in de ochtend

frühmorgens

's ochtends

morgens

's ochtends

vormittags

's ochtends

am Morgen [o. Vormittag]

2. ochtend fig. (aanvang):

ochtend

Morgen m

ein·di·gen¹ <eindigde, h. geëindigd> [ɛindəɣə(n)] V. trans.

1. eindigen (ten einde brengen):

eindigen

beenden

hij eindigde zijn leven in eenzaamheid

er beschloss sein Leben in Einsamkeit

2. eindigen (besluiten, afronden):

eindigen

(be)schließen

eindigen

beenden

hij eindigde zijn brief met een wens

er (be)schloss seinen Brief mit einem Wunsch