neerlandés » alemán

be·moe·di·gen <bemoedigde, h. bemoedigd> [bəmudəɣə(n)] V. trans.

be·vre·di·gend <bevredigende, bevredigender, bevredigendst> [bəvredəɣənt] ADJ.

be·moe·de·ren <bemoederde, h. bemoederd> [bəmudərə(n)] V. trans.

be·moei·en <bemoeide zich, h. zich bemoeid> [bəmujə(n)] V. wk ww zich bemoeien

1. bemoeien (zich mengen (in)):

sich (ein)mischen in +acus.

2. bemoeien (het in orde maken van iets):

be·spoe·di·gen <bespoedigde, h. bespoedigd> [bəspudəɣə(n)] V. trans.

on·be·vre·di·gend [ɔmbəvredəɣənt] ADJ.

aan·moe·di·gen <moedigde aan, h. aangemoedigd> [amudəɣə(n)] V. trans.

1. aanmoedigen (moed geven):

2. aanmoedigen (stimuleren):

ont·moe·di·gen <ontmoedigde, h. ontmoedigd> [ɔntmudəɣə(n)] V. trans.

over·wel·di·gend1 <overweldigende, overweldigender, overweldigendst> [ovərwɛldəɣənt] ADJ. (meeslepend)

be·moei·lij·ken <bemoeilijkt, h. bemoeilijkt> [bəmujləkə(n)] V. trans.

be·moei·al <bemoeial|len> [bəmujɑl] SUST. m

be·moei·ziek [bəmujzik] ADJ.

be·mor·sen <bemorste, h. bemorst> [bəmɔrsə(n)] V. trans.

dee·moe·dig <deemoedige, deemoediger, deemoedigst> [demudəx] ADJ.

wee·moe·dig <weemoedige, weemoediger, weemoedigst> [wemudəx] ADJ.

drei·gend [drɛiɣənt] ADJ.

1. dreigend (dreiging uitdrukkend):

2. dreigend (op het punt staande te gebeuren):

ar·moe·dig <armoedige, armoediger, armoedigst> [ɑrmudəx] ADJ.

3. armoedig (hoeveelheid, bedrag):

4. armoedig (gebrekkig (van geestelijke waarden)):

be·mach·ti·gen <bemachtigde, h. bemachtigd> [bəmɑxtəɣə(n)] V. trans.

2. bemachtigen (zich meester maken van):

neer·bui·gend <neerbuigende, neerbuigender, neerbuigendst> [nerbœyɣənt] ADJ.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski