Traducciones de „Patin“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

pa·tiënt [paʃɛnt]

patiënt [[o. pɑsjɛnt]] patiënt|en SUST. m:

patiënt

Patient m

de particuliere patiënten van een arts

die Privatpatienten eines Arztes

pa·tent¹ <patent|en> [patɛnt] SUST. nt

patent

Patent nt

voor iets patent aanvragen

etw zum Patent anmelden

een patent op iets nemen

etw patentieren lassen

pat·sen <patste, h./i. gepatst> [pɑtsə(n)] V. intr.

patsen

patschen

kat·tin <kattin|nen> [kɑtɪn] SUST. f bel.

kattin

weibliche Katze f

par·tij <partij|en> [pɑrtɛi] SUST. f

1. partij (groep personen) ook pol.:

partij

Partei f

de communistische partij

die kommunistische Partei

de strijdende partijen

die streitenden Parteien

zich partij stellen jur.

Prozesspartei sein

voor iem partij trekken [o. kiezen ]

für jdn Partei ergreifen

partij zijn fig.

Partei sein

2. partij (onbepaalde hoeveelheid; huwelijkspartner; onderdeel van iets):

partij

Partie f

een partij bloembollen

eine Partie Blumenzwiebeln

een goede partij

eine gute Partie

de lichte partijen in het schilderij

die hellen Partien des Gemäldes

3. partij muz.:

partij

Part m

partij

Stimme f

partij (alleen zang)

Partie f

4. partij:

partij (spel)

Partie f

partij (spel)

Spiel nt

partij (dobbelen enz.)

Runde f

zij heeft de partij gewonnen

sie hat die Partie gewonnen

5. partij (feest):

partij

Party f

een partijtje geven

eine Party geben

partij trekken van

Vorteile haben von

van de partij zijn

mit von der Partie sein

pa·gi·na <pagina|'s> [paɣina] SUST. f

pagina

Seite f

pa·ling <paling|en> [palɪŋ] SUST. m

paling

Aal m

gerookte paling

Räucheraal

pa·ring <paring|en> [parɪŋ] SUST. f

paring

Paarung f

pa·tien·ce [paʃɑ̃s]

patience [[o. pɑsjɑ̃s(ə)]] SUST. nt geen pl.:

patience

Patience f

patience spelen

eine Patience legen

pa·ti·ën·te SUST. f

patiënte forma femenina de patiënt

Véase también: patiënt

pa·tiënt [paʃɛnt]

patiënt [[o. pɑsjɛnt]] patiënt|en SUST. m:

patiënt

Patient m

de particuliere patiënten van een arts

die Privatpatienten eines Arztes

pa·tat <patat|ten> [patɑt] SUST. f

patat

Pommes frites pl.

een zakje patat

eine Portion Pommes frites

patch <patches> [pɛtʃ] SUST. f

patch

Patch nt

pa·ter <pater|s> [patər] SUST. m

pater

Pater m

pat¹ <pat|ten> [pɑt] SUST. f

1. pat (korte strook aan een kledingstuk):

pat

Patte f

2. pat gesch.:

pat

Spiegel m

pa·té <paté|s> [pate] SUST. m

paté

Pastete f

pats¹ <pats|en> [pɑts] SUST. m

pats

Klaps m