Traducciones de „stafflig“ en el diccionario alemán » neerlandés

ˈstach·lig [ˈʃtaxlɪç] ADJ.

stachlig → stachelig

Véase también: stachelig

ˈsta·che·lig [ˈʃtaxəlɪç] ADJ.

stachelig

stekelig

stachelig

vol stekels

stachelig fig. a.

scherp

stachelig fig. a.

vinnig

ˈstraf·fäl·lig ADJ. DER.

straffällig

schuldig aan een strafbaar feit

straffällig

strafbaar

straffällig

crimineel

straffällig werden

zich aan een strafbaar feit schuldig maken

ˈsta·che·lig [ˈʃtaxəlɪç] ADJ.

stachelig

stekelig

stachelig

vol stekels

stachelig fig. a.

scherp

stachelig fig. a.

vinnig

ˈstoff·lich [ˈ-lɪç] ADJ.

1. stofflich:

stofflich

stoffelijk

stofflich

materieel

2. stofflich:

stofflich

m.b.t. de stof

stofflich

als stof

stofflich

inhoudelijk

ˈstaf·feln¹ [ˈʃtafl̩n] V. trans.

1. staffeln (formieren):

staffeln

opstellen

staffeln

opstapelen

staffeln

formeren

eine tief gestaffelte Abwehr DEP.

een in de diepte opgestelde verdediging

2. staffeln (in Stufen einteilen):

staffeln

progressief maken [o. indelen]

gestaffelte Steuern

progressieve [o. getrapte] belastingen

3. staffeln MILIT.:

staffeln

echelonneren

staffeln

in echelon opstellen

ˈkniff·lig [ˈknɪflɪç] ADJ.

knifflig → kniffelig

Véase también: kniffelig

ˈknif·fe·lig [ˈknɪfəlɪç] ADJ.

1. kniffelig coloq. (kompliziert):

kniffelig

peuterig

kniffelig

ingewikkeld

2. kniffelig (heikel, verfänglich):

kniffelig

netelig

kniffelig

delicaat

ˈStaf·fe·lung <Staffelung, Staffelungen> [ˈʃtafəlʊŋ] SUST. f

1. Staffelung (Erhöhung):

Staffelung

progressie

Staffelung

glijdende schaal

Staffelung

opklimming

2. Staffelung DEP. (Formierung):

Staffelung

opstelling

Staffelung

formatie

3. Staffelung (Stufung):

Staffelung

onderverdeling

Staffelung

spreiding

4. Staffelung MILIT.:

Staffelung

opstelling in echelon

Staf·fe·ˈlei <Staffelei, Staffeleien> [ʃtafəˈl͜ai ] SUST. f

Staffelei

schildersezel

ˈschwef·lig [ˈʃveːflɪç] ADJ.

schweflig

zwavelig

schweflig

zwavelachtig

schweflig

zwavel-

schweflige Säure

zwaveligzuur

Staf·ˈfa·ge <Staffage, Staffagen> [ʃtaˈfaːʒə] SUST. f

Staffage

stoffage

Staffage

stoffering

Staffage

bijwerk

Staffage ARTE

versierende figuren

das ist doch alles nur Staffage

dat is toch alleen maar uiterlijk vertoon

staf·ˈfie·ren [ʃtaˈfiːrən] V. trans.

1. staffieren selten:

staffieren

stofferen

staffieren

inrichten

staffieren

opdirken

2. staffieren austr.:

staffieren

versieren

staffieren

opschikken

3. staffieren (Handwerk):

staffieren

voeren

Staf·fel·preis SUST. m meist pl. FIN.

Staffelpreis

schaalprijs

ˈStaf·fel <Staffel, Staffeln> SUST. f

1. Staffel DEP.:

Staffel

estafetteploeg

2. Staffel (Gruppe, Mannschaft):

Staffel

ploeg

Staffel

team nt

3. Staffel (Formation):

Staffel

escorte nt

4. Staffel MILIT. (Luftwaffeneinheit):

Staffel

escadrille

Staffel

squadron nt

Staffel

eskader nt

5. Staffel DEP.:

Staffel

klasse

6. Staffel al. s. (Stufe, Tritt einer Leiter):

Staffel

(trede [o. sport] van een) trap

sta·ˈbil [ʃtaˈbiːl] ADJ.

stabil (nicht labil, strapazierfähig)

stabiel

stabil (beständig)

duurzaam

stabil (beständig)

vast