Traducciones de „roodheid“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈFremd·heit <Fremdheit, Fremdheiten> SUST. f meist sing.

1. Fremdheit:

Fremdheit

vreemdheid

2. Fremdheit (Reserviertheit):

Fremdheit

gereserveerdheid

ˈBlöd·heit <Blödheit, Blödheiten> SUST. f

1. Blödheit (Torheit):

Blödheit

stommiteit

2. Blödheit (Stumpfsinnigkeit) kein pl.:

Blödheit

stompzinnigheid

3. Blödheit veraltet (geistige Behinderung) kein pl.:

Blödheit

zwakzinnigheid

Be·ˈscheid <Bescheid(e)s, Bescheide> [bəˈʃ͜ait] SUST. m

1. Bescheid (Auskunft):

Bescheid

inlichting(en)

Bescheid

antwoord nt

jdm Bescheid sagen

iem op de hoogte brengen

jdm Bescheid sagen

iem zijn mening [o. de waarheid] zeggen

2. Bescheid:

Bescheid (Nachricht)

bericht nt

Bescheid (Nachricht)

mededeling

Bescheid (behördlich)

beslissing

Bescheid (behördlich)

beschikking

jdm Bescheid stoßen coloq.

iem flink [o. behoorlijk] de waarheid zeggen

Bescheid tun elev.

een toost beantwoorden

ich weiß über ihn Bescheid

ik weet wat er met hem aan de hand is

Bescheid wissen

op de hoogte zijn

Bescheid wissen

er alles van weten

Bescheid wissen

veel af weten van

ˈKind·heit [ˈkɪnth͜ait] SUST. f kein pl.

Kindheit

kindsheid

Kindheit

kinderjaren

Kindheit

jeugd

von Kindheit an [o. auf ]

van kinds(been) af