Traducciones de „langverbeid“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈlang·le·big [ˈlaŋleːbɪç] ADJ.

1. langlebig (haltbar, dauerhaft):

langlebig

duurzaam

2. langlebig (lange lebend):

langlebig

langlevend

ˈlang·bei·nig [-b͜ainɪç] ADJ.

langbeinig

langbenig

langbeinig

met lange benen [o. poten]

ˈlang·ge·hen V. intr. irreg. coloq.

hier geht(')s lang! coloq.

deze kant op!

hier geht(')s lang! fig.

dat is de oplossing!

jdm zeigen, wo(')s langgeht coloq.

iem zeggen waar het op staat

jdm zeigen, wo(')s langgeht coloq.

iem laten weten hoe de vork in de steel zit

wissen, wo(')s langgeht coloq.

zich weten te redden

wissen, wo(')s langgeht coloq.

weten hoe de vork in de steel zit

wissen, wo(')s langgeht coloq.

het klappen van de zweep kennen

ˈlang·le·gen V. v. refl. coloq.

langlegen

(plat) gaan liggen

ˈlang·wei·len¹ V. trans.

langweilen

vervelen

ˈlang·wei·lig [ˈlaŋv͜ailɪç] ADJ.

1. langweilig:

langweilig

vervelend

langweilig

saai

langweilig

langdradig

langweilig

eentonig

es wird mir langweilig hier

het begint mij hier te vervelen

zum Sterben langweilig

doodvervelend

2. langweilig coloq.:

langweilig

vervelend

langweilig

tijdrovend

3. langweilig coloq.:

langweilig

traag

langweilig

langzaam

ˈlang·wie·rig [ˈlaŋviːrɪç] ADJ.

langwierig

langdurig

langwierig

tijdrovend

langwierig

(lang en) moeizaam